3.1 Organismen in hun omgeving

7.5 Eten en ademen bij dieren
Ga rustig zitten en pak je lesboek en schrift alvast voor je.
Welkom!
§3.1 Organismen in hun omgeving
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

7.5 Eten en ademen bij dieren
Ga rustig zitten en pak je lesboek en schrift alvast voor je.
Welkom!
§3.1 Organismen in hun omgeving

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gaan we deze les doen?
  • Planning en leerdoelen
  • Uitleg §3.1 (deel 1)
  • Aan de slag!
  • Uitleg §3.4 (deel 2)
  • Aan de slag!
  • Afsluiten

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
  • Je kunt in een ecosysteem biotische en abiotische milieufactoren noemen en in eigen woorden uitleggen.
  • Je kunt in eigen woorden uitleggen op welke manier en waarom klimplanten, voorjaarsbloeiers, rozetvormende planten en waterplanten met drijvende bladeren zijn aangepast aan hun omgevingen.
  • Je kunt in eigen woorden uitleggen op welke manier en waarom warmbloedige dieren zijn aangepast aan een koude en warme omgeving.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke factoren hebben invloed op organismen?
Biotische factoren = invloeden (factoren) uit de levende natuur.

Abiotische factoren = invloeden (factoren) uit de levenloze natuur.


alle biotische + abiotische factoren in een bepaald gebied
noem je samen een ecosysteem.


Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Diapositive

Leg uit dat voedselketens de overdracht van energie en voedingsstoffen tonen van het ene organisme naar het andere. Bespreek de verschillende schakels in een voedselketen.
Wat?
Klaar?
Hoe?
Hulp?
Tijd?
individueel (alleen)

lezen: bladzijde 133 + 134
maken: opdracht 1 t/m 8 van 3.1

eerst zachtjes overleggen met degene die naast je zit
daarna mij om hulp vragen
15 minuten
Laat de gemaakte opdrachten door mij controleren.
Daarna mag je verder werken aan de opdrachten van 3.1
timer
15:00
Aan de slag!

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe zijn planten aangepast aan hun ecosysteem
Biotische factoren = invloeden (factoren) uit de levende natuur.

Abiotische factoren = invloeden (factoren) uit de levenloze natuur.


alle biotische + abiotische factoren in een bepaald gebied
noem je samen een ecosysteem.


Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

  • Organismen verschillen per ecosysteem enorm. Hoe kan dat?
  •  Ze proberen hun kans van overleving te vergroten door zich aan te passen.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tropisch regenwoud: vochtige omgeving

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ook planten passen zich aan
om voldoende licht en water te krijgen

<-voorjaarsbloeiers: vroeg

klimplanten, hoogte in->

<-wortelrozet: ruimte

woestijnplanten, water->

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

3.1 organismen in hun omgeving

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Het gebit is aangepast op het voedsel

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De poten zijn aangepast aan hun voedsel
de poot van een vogel is aangepast op waar je de vogel vind. zo hebben vogels die veel zwemmen zwemvliezen.
grijppoten        grijppoten                 looppoten             zwempoten          steltpoten
klimpoten

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vogels (snavel)
Ook de snavel is aangepast aan het voedsel

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn erfelijke eigenschappen?

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar zit de informatie voor je eigenschappen?
In alle celkernen zitten chromosomen.
Een chromosoom bestaat o.a. uit de stof DNA.
DNA bevat informatie voor al je erfelijke eigenschappen.
Een stukje chromosoom met de informatie voor één erfelijke eigenschap
noem je een gen

Eén chromosoom bevat meerdere genen

Genotype = alle erfelijke informatie in de chromosomen

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat?
Klaar?
Hoe?
Hulp?
Tijd?
individueel (alleen)

lezen: bladzijde 90, 91 en 93
maken: opdracht 16 t/m 25 van 11.1

eerst zachtjes overleggen met degene die naast je zit
daarna mij om hulp vragen
10 minuten
Laat de gemaakte opdrachten door mij controleren.

timer
10:00
Aan de slag!

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar zit de informatie voor je eigenschappen?
Chromosomen kun je bekijken met een microscoop en fotograferen.

Chromosomenkaart
- laat de chromosomen zien die voorkomen in een lichaamscel.
- chromosomen in paren (tweetallen) gesorteerd op grootte en vorm.
- mensen hebben in iedere cel 23 paar chromosomen (46 chromosomen in totaal).
- het 23e paar bepaalt je geslacht (geslachtschromosomen)
vrouwen  XX
mannen  XY

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Afsluiten
  • Pak je Plenda
      - dinsdag 25 februari
      - 6e lesuur BIO
      - m: 4 t/m 25 van 11.1

  • Volgende les
      - Uitleg 11.2

  • Vragen?

  • Opruimen

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions