G1A: dinsdag 5 januari Zinsdelen, persoonsvorm, onderwerp


Zinsdelen
Persoonsvorm
Onderwerp 
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon


Zinsdelen
Persoonsvorm
Onderwerp 

Slide 1 - Diapositive

Deze les:
- herhaal je de persoonsvorm en de zinsdelen
- leer je het onderwerp in een zin te vinden
- ga je aan de slag met het huiswerk voor vrijdag

Slide 2 - Diapositive

Wat zijn zinsdelen?
Zinnen zijn gemaakt van zinsdelen. Het zijn een soort puzzelstukjes.

Slide 3 - Diapositive

PERSOONSVORM (PV)

Slide 4 - Diapositive

Verander de volgorde van deze zin:

Ik  had na dat leuke weekend echt geen zin in school.

Slide 5 - Diapositive

Toen mijn zakgeld op was kon ik geen
chocola meer kopen in de pauze.

Slide 6 - Diapositive

Hoeveel zinsdelen zie je hier?

Bij mijn oma speel ik altijd spelletjes.
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Vidéo


Er zijn drie manieren om de persoonsvorm te vinden, welke is NIET juist?
A
Vraagzin maken
B
Tijd veranderen
C
Voorste woord kiezen
D
Getal veranderen

Slide 9 - Quiz


Wat is een persoonsvorm altijd?
A
Lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 10 - Quiz

Zet deze zin in een andere tijd:
We hebben een taart gemaakt.

Slide 11 - Question ouverte

Verander het aantal in deze zin:
We hebben een taart gemaakt.

Slide 12 - Question ouverte

De persoonsvorm heeft drie kenmerken.

Wat is de persoonsvorm?
A
De persoonsvorm
B
heeft
C
drie
D
kenmerken

Slide 13 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Ik kom vanavond een uurtje later.

A
later
B
kom

Slide 14 - Quiz

Wat is de persoonsvorm van deze zin:

Hebben jullie je huiswerk gemaakt voor vandaag?
A
gemaakt
B
hebben
C
huiswerk
D
vandaag

Slide 15 - Quiz

Het 
onderwerp 
in de zin...



    Wat is dat 
           ook alweer...?



Slide 16 - Diapositive

Wat weet je van het onderwerp?

Slide 17 - Carte mentale

Onderwerp (ow)
Het onderwerp is één van de zinsdelen

- is degene die iets doet of iets is in de zin.

- wie/wat + persoonsvorm (pv)
of
- verander de pv van getal (enkelvoud of meervoud), het onderwerp verandert mee.



Slide 18 - Diapositive

Wat is het onderwerp in deze zin?

De fiets van Kai stond in de schuur van zijn ouders.

Slide 19 - Question ouverte

Wat is het onderwerp in deze zin?

Gwen wilde graag een briefje geven aan Nina.

Slide 20 - Question ouverte

Wat is het onderwerp in de volgende zin:
Met zijn prachtige stem won de zanger het Eurosongfestival.
A
Met zijn prachtige stem
B
won
C
de zanger
D
het Eurosongfestival.

Slide 21 - Quiz

Wat is het onderwerp in de volgende zin:
Handige keukenhulpjes zijn onmisbaar voor de kok.
A
Handige keukenhulpjes
B
zijn
C
onmisbaar
D
voor de kok

Slide 22 - Quiz

Afronding

Slide 23 - Diapositive

Ik wil graag...
A
extra uitleg over dit onderdeel.
B
een aantal zinnen samen maken.
C
nog iets vragen over dit onderdeel.
D
zelf aan de slag

Slide 24 - Quiz

Huiswerk
Voor vrijdag 8 januari:
- lees de theorie en bekijk het filmpje over het onderwerp
- maak grammatica zinsdelen digitaal

Slide 25 - Diapositive