H2.4 De Mol

H2.4 de Mol
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H2.4 de Mol

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Na afloop van deze les:
  • Kan je de verschillende grootheden en eenheden en kun je omrekenen met de eenheden.
  • kan je rekenen met de eenheid Mol

Slide 2 - Diapositive

SI-eenheden
In het Internationaal stelsel van eenheden (SI) zijn een aantal standaard eenheden afgesproken:




De standaardeenheden kunnen worden vergroot met verschillende factoren (zie Binas tabel 2), zoals: kilo (103), mega (106), milli (10-3).
 

Slide 3 - Diapositive

Significante cijfers  Numerieke data
Wiskunde is gebaseerd op getallen

Exacte getallen komen uit:
  • Tellen
  • Definities

Wetenschap is gebaseerd op metingen
Alle metingen hebben:
  • Grootte
  • Eenheid
  • Nauwkeurigheid

Slide 4 - Diapositive

Aflezen

Slide 5 - Diapositive

Meetwaarden
  • Meetwaarden nooit volledig nauwkeurig
  • Onnauwkeurigheden treden op bij
     - aflezen
    - niet perfect glaswerk
     - onnauwkeurige maatverdeling
    - etc
  • Meetwaarden zijn dus geen exacte getallen


Slide 6 - Diapositive

Significante cijfers
Significante cijfers zijn cijfers die zin hebben.

Hoe meer significante cijfers, hoe nauwkeuriger.

Slide 7 - Diapositive

Wat zijn significante cijfers
Het aantal significante cijfers van een meetwaarde is de hoeveelheid getallen van deze meetwaarde
  • Nullen aan het begin van een getal zijn geen significante cijfers
  • Nullen aan het einde van een getal zijn wel significante cijfers

Slide 8 - Diapositive

Wat zijn significante cijfers?
Machten van tien doen niet mee 
met de significantie cijfers.

Hoe schrijf je de volgende getallen in 2 s.c.?


Slide 9 - Diapositive


De rekenregels bij significante cijfers!

Slide 10 - Diapositive

Vermenigvuldigen/delen
Bij vermenigvuldigen en/of delen van meetwaarden moet je het antwoord in net zo veel significante cijfers geven als de kleinste hoeveelheid significante cijfers uit die berekening.

 

Slide 11 - Diapositive

Optellen / Aftrekken
Bij optellen en/of aftrekken van meetwaarden moet je het antwoord zoveel cijfers achter de komma geven als de kleinste hoeveelheid decimalen van de meetwaarden uit de berekening

Slide 12 - Diapositive

Exacte getallen in berekening

Exacte getallen die geen meetwaarde zijn, kan je negeren bij bepaling van significante cijfers

Je verdeeld 33,0 mL gelijk over drie bekerglazen. Hoeveel mL zit er in elk bekerglas?

11,0 mL

Slide 13 - Diapositive

Tussenantwoorden
Tussenantwoorden schrijf je met één significant cijfer meer als het eind antwoord. Zo voorkom je tijdens een langere berekening afrondfouten en ‘genereer’ je ook geen nauwkeurigheid

 

Slide 14 - Diapositive

De chemische hoeveelheid

Slide 15 - Diapositive

Wat is een chemische mol
  • Een mol is een scheikundig dozijn.
  • Een dozijn is 12 “iets”.
  • Een mol is 6,02·1023 “iets”
  • Dit zijn vaak moleculen of ionen
  • Dit getal wordt het getal van Avogadro (NA) genoemd en staat in BINAS tabel 7





Slide 16 - Diapositive

Hoeveelheid stof: n
Het symbool n is het scheikundige symbool voor de grootheid “hoeveelheid stof”. De eenheid van n is mol.
Je kan dus schrijven: n = 0,5 mol
Alle standaard vermenigvuldigingsfactoren kunnen worden gebruikt voor de mol: (zie ook Binas tabel 2)
 n = 25 mmol = 0,025 mol
 n = 0,1 kmol = 100 mol


Slide 17 - Diapositive

Berekening van n
Er is een verband tussen de massa van een molecuul en de hoeveelheid stof.

Dit verband is het molecuulgewicht (Mw) (=molecuulmassa)
De volgende formule moet je leren:


Slide 18 - Diapositive

De eenheid van Mw

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Evaluatie Leerdoelen
Na afloop van deze les:
  • Kan je de verschillende grootheden en eenheden en kun je omrekenen met de eenheden.
  • kan je rekenen met de eenheid Mol

Slide 21 - Diapositive

Huiswerk
Maak de volgende opdrachten:
Lees HS2.4 (blz. 54-57)
Maak de vragen 40 t/m 53 (blz. 58-59)
Kijk de opdrachten goed na, wanneer je ze gemaakt hebt.
Maak een notitie van de vragen die je niet snapte of waarvan je meer uitleg wil hebben.
Stel deze vragen de volgende les.

Slide 22 - Diapositive