H4 Quiz

H4 voortplanting quiz
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H4 voortplanting quiz

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Juist of onjuist. Voorbeelden van secundaire geslachtskenmerken bij een vrouw zijn de bredere heupen en schaamhaar.
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke kenmerken zijn primaire geslachtskenmerken bij de man?
A
Penis
B
Borsthaar
C
Schaamhaar
D
Baard in de keel

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Borsten zijn een primair geslachtskenmerk.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

1 - Schaamlippen zijn secundaire geslachtskenmerken
2- Vrouwen hebben een grotere kans op blaasontsteking door de kortere urinebuis

Welke bewering is juist?
A
1 en 2 zijn beide juist
B
1 = juist 2 = onjuist
C
1 = onjuist 2 = juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk hormoon stimuleert de rijping van eicellen? En welk hormoon stimuleert de secundaire geslachtskenmerken bij de vrouw?
A
- FSH - Testosteron
B
- FSH - Oestradiol
C
- LH - Testosteron
D
- LH - Oestradiol

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de onderdelen naar de juiste plek 
eicel
zygote
blastula

Slide 7 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Type celdeling:
vroege profase 
interfase
metafase
late profase 

anafase
telofase
cytokinese
mitose

meiose

Slide 8 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Het maken van nieuwe lichaamscellen
Het maken van nieuwe geslachtscellen
Mitose
Meiose

Slide 9 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Centromeer
Spoelfiguur
Centriolen
Trekdraden
Chromosomen

Slide 10 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Meiose I
Meiose II

Slide 11 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een hormoon?
A
Een signaalstof
B
Een signaalstof, gemaakt door een hormoonklier
C
Een signaalstof, gemaakt door een hormoonklier dat via het bloed wordt vervoerd
D
Een signaalstof, gemaakt door een hormoonklier dat via het bloed wordt vervoerd en een werking heeft op een doelwitorgaan

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De pil bevat onder andere een synthetisch hormoon: levonorgestrel. Dit hormoon remt de hypofyse. De werking van welk natuurlijk hormoon boots dit hormoon na?
A
FSH
B
LH
C
Progesteron
D
Oestrogeen

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij IVF wordt bij de vrouw van te voren een hormoon toegediend. Daarmee wordt de natuurlijke hormonale regulatie versterkt. Welk hormoon is dit?
A
FSH
B
oestrogeen
C
progesteron
D
testosteron

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk hormoon wordt gemeten tijdens een ovulatietest? En tijdens een zwangerschapstest?

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

menstruatie
ovulatie
hormoon uit ei
hormoon uit follikel
gele lcihaam
eierstok
follikel

Slide 19 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk voorbehoedsmiddel beschermt zowel tegen een soa als tegen een ongewenste zwangerschap?

Slide 20 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Zet het proces van IVF in de juiste volgorde
1
2
3
4
5
6
Door extra hormonen rijpen er meerdere cellen
Bij de eicellen wordt sperma gedaan
Een bolletje cellen wordt in de baarmoeder gebracht
Rijpe eicellen worden uit de eierstokken gehaald
Eicellen worden in een schaaltje gedaan
In het schaaltje vindt bevruchting plaats

Slide 21 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie heeft een verminderde vruchtbaarheid wanneer artsen gebruik maken van ICSI?
A
De man
B
De vrouw
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 22 - Quiz

Intra cytoplasmatische sperma injectie (ICSI)  één zaadcel wordt geïnjecteerd