Tussentijdse toets

• Dierverzorging
• HBO
• Studiejaar 2

Kattengedrag module 3

Tussentijdse toets

Uitleg

Hieronder volgen de vragen van de tussentijdse toets die Trudy heeft gegeven.

Wat meet de semantic differential test?

1. De mate van stress waarin de kat zich bevindt
2. Het verschil tussen de eigen kat en ideale kat volgens mening van de eigenaar
3. Het verschil tussen de eigen kat en ideale kat volgens mening vd asielmedewerker
4. De socialisatiegraad waarin een kitten voorkeur heeft voor mensen en/of katten.

Er worden twee copingstyles onderscheiden. Welke van onderstaande is niet waar?

1. Reactieve copers ontwikkelen sneller een stereotypie
2. Pro-actieve copers beschermen actief hun territorium
3. Dieren kunnen switchen van copingstyle
4. Heftige angst/stress valt eerder op bij een pro-active coper.

In welke verschillende manieren kunnen we communicatie bij katten onderverdelen?

1. Visueel, vocaal, tactiel en olfactorisch
2. Vocaal, tactiel en olfactorisch
3. Visueel, vocaal en olfactorisch
4. Gezichtsuitdrukking en lichaamstaal

Communicatie (interactie met de omgeving) speelt zich af op een aantal niveaus. Welke manier van communicatie is voor katten belangrijk en betreft zowel geurwaarneming en feromonenwaarneming?

1. Tactiele communicatie
2. Visuele communicatie
3. Vocale communicatie
4. Olfactorische communicatie

Het gedrag van dieren kunnen we verklaren vanuit de vier vragen van Tinbergen. Welke van onderstaande ‘vragen’ behoort niet tot de vier vragen van Tinbergen?

1. Oorzaak
2. Functie
3. Perceptie
4. Evolutie

toelichting

ontwikkeling ipv perceptie

Welke vorm van agressie komt het meest voor naar mensen

1. Territoriale agressie
2. Pijn agressie
3. Maternale agressie
4. Spelagressie

Twee waakhonden rennen blaffend naar het hek; ze zien aan de overkant een eigenaar met vreemde blaffende hond lopen. Het hek zit dicht en ze kunnen niet bij de indringer komen. Bello begint zich te krabben. Astor pakt een rondslingerende fietsband in zijn bek en schudt ermee. Hoe hebben beide honden hun motivationeel conflict opgelost?

1. Bello's gedrag is omgericht en Astor vertoont oversprong gedrag
2. Bello's gedrag is geinhibeerd en Astor vertoont ambivalent gedrag
3. Bello vertoont ambivalent gedrag en Astor omgericht gedrag
4. Bello vertoont oversprong gedrag en Astor omgericht gedrag

Een kat wordt gekamd door zijn eigenaar. De kat ervaart dit niet als prettig. Op een gegeven moment wil de kat zijn hand likken. Vervolgens stopt de eigenaar acuut met kammen. De kat gaat steeds meer de eigenaar likken. Welk leerprincipe speelt een rol?

1. Positieve bekrachtiging
2. Negatieve bekrachtiging
3. Positieve correctie
4. Negatieve correctie

Een kat maakt steeds de laden in de keuken open. De eigenaar zet er vandaag kindersloten op waardoor de kat de laden niet meer open krijgt. Toch ziet de eigenaar zijn kat in eerste instantie vaker frummelen aan de laden. Welk leerproces speelt een rol?

1. extinctie
2. Negatieve bekrachtiging
3. Positieve correctie
4. Negatieve correctie

Toelichting

De kat vertoont ook uitdovingsweerstand

Elke keer voordat de eigenaar iets lekkers geeft aan de kat, zegt ze ‘kijk eens jongen’, en ze geeft het lekkers aan de kat. Nu gebruikte ze deze tekst een keer terwijl ze aan de telefoon was en de kat kwam direct aanrennen. Welk leerprincipe verklaart deze reactie van de kat?

1. Positieve bekrachtiging
2. Klassieke conditionering
3. Generalisatie
4. Habituatie

De eigenaar zet een voerbakje op de plaats waar de kat sproeit. De kat sproeit er daarna niet meer. Welk leerprincipe speelt een rol?

1. negatieve bekrachtiging
2. positieve correctie
3. extinctie
4. geen van bovenstaande

toelichting

Er is geen sprake van een leerproces. Bij operante conditionering is er een gevolg nav uitgevoerd gedrag.

Welke van onderstaande oorzaken valt onder motivationele factor ‘erfelijk/aanleg’?

1. wol zuigen/eten komt vaker voor bij Oosterse katten
2. een flessenkitten heeft omgang met soortgenoten gemist in belangrijke periode
3. een moederpoes verdedigt haar kittens onder invloed van hormonen

toelichting

b gaat over socialisatie en c valt onder lichamelijke motivationele factoren (hormonen). 

Waarom zijn katten minder goed trainbaar in vergelijking met honden?

1. ze kunnen zich niet goed concentreren
2. het zijn van oorsprong geen sociaal levende dieren met een hiërarchie die ingesteld zijn op samenwerking
3. ze zijn niet goed te motiveren
4. een carnivoor is moeilijker te belonen

toelichting

katten zijn solitaire dieren die niet samenwerken, jagen en voor wie zo veel mogelijk vermijden de beste overlevingstactiek is. 

Volgens welke leerprincipes/therapiemethoden zouden aversieve middelen kunnen werken bij een kat?

1. positieve bekrachtiging en negatieve bekrachtiging
2. positieve correctie en negatieve correctie
3. negatieve bekrachtiging en negatieve correctie
4. positieve correctie en negatieve bekrachtiging