§ 7 en 8 Aanpassingen bij dieren en planten

Ecologie
§ 7 en 8 Aanpassingen bij dieren en planten
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolVoortgezet speciaal onderwijshavoLeerroute HLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Ecologie
§ 7 en 8 Aanpassingen bij dieren en planten

Slide 1 - Diapositive

Doelen 


Aan het einde van de les kun je

  • Het eerste en laatste ecosysteem benoemen
  • 4 voorbeelden geven van aanpassingen van organismen  in een ecosysteem
  • Aan het einde van de les kun je 4 aanpassingen van planten in het milieu benoemen



Slide 2 - Diapositive

Aanpassingen van dieren



Dieren hebben zich in de loop van tijd aangepast aan hun omgeving zodat ze de grootste overlevingskans hebben


voorbeelden...



Slide 3 - Diapositive

Waterdieren
-Kieuwen en vinnen
-Gestroomlijnd

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Landdieren
-Stevige botten
-Poten (zoolgangers, topgangers, teengangers)

Slide 6 - Diapositive

Vogels
-Poten
-Snavels
-Veren

Slide 7 - Diapositive

Het beginstadium van successie
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 8 - Quiz

Een pionierssysteem is het eindstadium van successie:
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Een voorbeeld van een topganger is...
A
Een kat
B
Een beer
C
Een paard
D
Een mens

Slide 10 - Quiz

Wat is successie?
  • De opeenvolging van planten en diersoorten in een bepaald gebied, waardoor een ecosysteem geleidelijk in een ander ecosysteem overgaat.

Slide 11 - Diapositive

Wat is een pionierecosysteem?
  • Het eerste ecosysteem dat op een onbegroeid terrein ontstaat.
  • De abiotische factoren wisselen sterk.
  • De bodem is humusarm.
  • Het ecosysteem is soortenarm.
  • Van elk soort zijn er veel indiciduen.
  • Het voedselweb is eenvouding.

Slide 12 - Diapositive

Wat is een climaxecosysteem?
  • Het eindstadium van de successie (bv loofbos).
  • De abiotische factoren zijn min of meer constant.
  • De bodem is humusrijk.
  • Het ecosysteem is soortenrijk.
  • Van elk soort zijn er veel indiciduen.
  • Het voedselweb is ingewikkeld.

Slide 13 - Diapositive

Wat is een voedselketen?
  • een reeks soorten,waarbij elk soort voedselbron is voor de volgende soort.
  • Een voedselketen heeft een plantensoort als eerste keten.

Slide 14 - Diapositive

Wat is een voedselweb?
  • Het geheel van voedselrelaties in een ecosysteem.
  • In een voedselweb lopen allerlei voedselketens door elkaar.

Slide 15 - Diapositive

Wat zijn producenten?
  • Producenten leveren het voedsel voor andere organismen.
  • Planten zijn producenten. In de groene delen van planten vindt fotosynthese plaats.

Slide 16 - Diapositive

Wat zijn consumenten?
  • Consumenten eten de stoffen die door planten zijn gemaakt.
  • Consumenten van de eerste orde worden gegeten door consumenten van de tweede orde en die worden weer gegeten door consumenten van de derde orde, enz.

Slide 17 - Diapositive

Wat zijn reducenten?
Reducenten ruimen de dode resten van organismen op.
Hierdoor komen er weer mineralen vrij voor de producenten.
Baceriën en schimmels zijn reducenten.

Slide 18 - Diapositive

Welke stelling is juist?
A
De snavel van vogels zijn aangepast aan voedsel
B
A en C zijn juist
C
De poten van vogels zijn aanpast aan hun omgeving

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Vidéo

Aanpassingen bij planten
Droge omgeving/ Vochtige omgeving
  • Waslaagje
  • Huidmondjes
  • Formaat bladeren

Licht
  • Zonplanten en schaduwplanten
  • Klimplanten
 


Slide 21 - Diapositive

Hoe zijn planten aangepast?
Woestijnplanten hebben lange wortels, onder de grond vinden ze water.

Woestijnplanten hebben aanpassingen zodat ze zo weinig mogelijk water verdampen. 
  • Kleine bladeren
  • Waslaagje op de bladeren
  • Haren of stekels tegen de zon

Slide 22 - Diapositive

Koude planten
Ondiepe wortels, deze liggen in de 
  bovendste grondlaag.
Bodemplanten groeien niet de
  hoogte in, maar zie je vooral op de
  grond.
Ze hebben aanpassingen zodat ze zo
  weinig mogelijk warmte verliezen.
  • klein opppervlak
  • groeien in groepen
  • donshaartjes op de bladeren als isolatie

Slide 23 - Diapositive

Aanpassingen bij waterplanten
  • Drijvende planten hebben huidmondjes aan de bovenkant
  • Ondergedoken bladeren hebben geen huidmondjes
  • Stengels zijn slap
  • Stengels kunnen luchtkanalen bevatten

Slide 24 - Diapositive

Welke aanpassing hebben bloemen niet als functie om de kans op bestuiving te vergroten
A
Grote bloemen
B
Gekleurde bloembladeren
C
Geur
D
Groene kroonbladeren

Slide 25 - Quiz

Schaduwplanten komen voor als bodembedekking
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Zonplanten hebben weinig licht nodig
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Schaduwplanten hebben:
A
dikke bladeren
B
bladeren met een waslaag
C
dunne bladeren

Slide 28 - Quiz

Waarom bloeien sommige schaduwplanten in het voorjaar?
A
omdat het dan lekker warm is
B
Omdat de bomen nog niet vol blaadjes zitten waardoor er nog genoeg zon is
C
Iedere plant bloeit in het voorjaar

Slide 29 - Quiz

In een vochtig milieu hebben planten
A
grote bladeren, klein wortelstelsel
B
kleine dikke bladeren, een groot wortelstelsel

Slide 30 - Quiz

Een waterlelie zit met de wortels in de bodem vast
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quiz

Wat is geen aanpassing voor planten om fotosynthese uit te kunnen voeren?
A
waterplanten groeien in de bovenste waterlaag
B
waterplanten hebben een wortel
C
Waterplanten hebben bladgroenkorrels

Slide 32 - Quiz

Wat zijn voorjaarsbloeiers?
A
Zonplanten die in het voorjaar groeien
B
Kamerplanten die in het voorjaar bloeien
C
Schaduwplanten die in het voorjaar bloeien
D
Schaduwplanten die in het voorjaar groeien

Slide 33 - Quiz

Huiswerk voor
Opdracht 23 t/m 29

Slide 34 - Diapositive