Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
Hst 6 par. 3 Neerslag
Slide 1 - Diapositive
Lesdoelen
Je gaat leren:
hoe wolken ontstaan
wat condensatiekernen zijn
hoe neerslag ontstaat
wat het dauwpunt is
welke verschillende soorten wolken er zijn
welke soorten neerslag er zijn
Slide 2 - Diapositive
Indeling van de les
opstarten
zelfstandig de lessonup doorwerken
lezen theorie in boek
maken van opgaves
afsluiting
Slide 3 - Diapositive
Even herhalen: In welke drie fasen komt water voor in de atmosfeer?
Slide 4 - Question ouverte
Hoe heet de overgang van de vaste fase naar de vloeistoffase?
A
smelten
B
stollen
C
sublimeren
D
condenseren
Slide 5 - Quiz
Hoe heet de overgang van de vaste fase naar de gasfase?
A
sublimeren
B
vervluchtigen
C
condenseren
D
rijpen
Slide 6 - Quiz
Zijn faseovergangen een natuurkundig of scheikundig proces? Leg uit
Slide 7 - Question ouverte
Faseovergangen
Slide 8 - Diapositive
Maak een foto van je huiswerk!
Slide 9 - Question ouverte
Het ontstaan van wolken
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Vidéo
Condensatie en condenstatiekernen
Waterdamp gaat in de lucht condenseren bij een bepaalde temperatuur, het dauwpunt.
Condensatiekernen zijn deeltjes in de lucht zoals stof en roet, waarop waterdamp sneller kan condenseren.
Door condensatie ontstaan kleine waterdruppeltjes, deze blijven in de lucht zweven.
Veel kleine druppeltjes samen vormen een wolk.
Bij condensatie vlak boven de grond spreken we van mist.
Slide 12 - Diapositive
De hoeveelheid water die koude lucht kan bevatten is groter / kleiner dan in warme lucht
A
groter
B
kleiner
Slide 13 - Quiz
Hoe heet de temperatuur waarbij waterdamp begint te condenseren?
Slide 14 - Question ouverte
Hoe ontstaat neerslag? Bekijk het filmpje op de volgende slide
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Vidéo
Als er op één dag 12,5 mm regen valt, hoeveel liter is dat dan per vierkante meter?
A
0,125 L
B
12,5 L
C
1,25 L
D
125L
Slide 17 - Quiz
Soorten wolken
Er bestaan verschillende soorten wolken, kijk maar eens buiten naar boven of op het plaatje hiernaast. Je hoeft de namen niet uit je hoofd te leren, maar we gaan wel verder in op één daarvan.
Slide 18 - Diapositive
Het dauwpunt
Het dauwpunt is de temperatuur waarbij de lucht met waterdamp verzadigd is, zodat er wolkenvorming of dauwvorming optreedt zodra de temperatuur bij gelijkblijvende dampdruk daalt.
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Welke begrip geeft aan op welke hoogte een wolk ontstaat?
A
isobaar
B
convectiestroming
C
condensatieniveau
D
dauwpunt
Slide 22 - Quiz
Welke begrip geeft de maximale hoeveelheid waterdamp in de lucht aan?
A
isobaar
B
convectiestroming
C
condensatieniveau
D
dauwpunt
Slide 23 - Quiz
Verdeling in wolk
In het plaatje hiernaast zie je in welke fase de watermoleculen zich bevinden bij een bepaalde temperatuur.
Hoe hoger in de lucht, hoe lager de temperatuur is.
Er valt geen neerslag als de lucht omhoog stroomt, de lichte druppels en ijskristallen worden weer omhoog gestuwd.
Als de druppels of ijskristallen te zwaar zijn om omhooggestuwd te worden valt er wel neerslag
Slide 24 - Diapositive
Neerslag
Er valt geen neerslag als de lucht omhoog stroomt, de lichte druppels en ijskristallen worden weer omhoog gestuwd.
Als de druppels of ijskristallen te zwaar zijn om omhooggestuwd te worden valt er wel neerslag.
Is de temperatuur onder de wolk hoger dan 0 graden Celcius dan valt er regen, hagel of sneeuw.
Vallen de druppels door een luchtlaag die onder het vriespunt ligt, dan raken de druppels onderkoeld.
Komen de onderkoelde druppels op een bevroren oppervlakte dan ontstaat ijzel
Slide 25 - Diapositive
Wanneer valt er sneeuw?
Bij een temperatuur van -12 graden Celsius in de wolk rijpt de waterdamp tot kristallen.
Hierbij zijn ook kristallisatiekernen (bv stofdeeltjes) nodig.
de ijskristallen groeien uit tot sneeuwvlokken.
Als ze zwaar genoeg zij vallen ze naar beneden.
Alleen bij een lage temperatuur blijven de kristallen bestaan, anders smelten ze en valt er regen.
Slide 26 - Diapositive
Wanneer valt er hagel?
Hagelsstenen ontstaan op grote hoogte.
Hier zijn sterke daal- en stijgstromen die de kristallen meevoeren.
Als ze in het deel van de wolk komen waar de temperatuur 0 graden Celcius is, dan groeien de kristallen aan (onderkoelde waterdruppels).
De ijskorrels worden dan zo zwaar dat ze naar beneden vallen
Slide 27 - Diapositive
Wanneer ontstaan er onderkoelde regendruppels?
A
Bij een temperatuur hoger dan 0 graden Celsius
B
Bij een temperatuur lager dan 0 graden Celcius
C
Bij een temperatuur van 0 graden Celsius
Slide 28 - Quiz
Klopt de volgende bewering? Sneeuwvlokken ontstaan uit ijskristallen die tijdens het rijpen van waterdamp in een wolk.
A
ja
B
nee
Slide 29 - Quiz
Lesdoelen gehaald?
je weet nu:
hoe wolken ontstaan
wat condensatiekernen zijn
hoe neerslag ontstaat
wat het dauwpunt is
welke verschillende soorten wolken er zijn
welke soorten neerslag er zijn
Slide 30 - Diapositive
Ga nu verder met het maken van de opgaven uit het boek.
Lees daarvoor eerst de theorie in het boek nog een keer door!