In de wolken

6.3 Neerslag
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

6.3 Neerslag

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Je leert hoe wolken ontstaan
Je leert wat condensatiekernen zijn
Je leert hoe neerslag ontstaat
Je leert wat het dauwpunt is
Je leert welke verschillende soorten wolken er zijn
Je leert welke soorten neerslag er zijn

Slide 2 - Diapositive

3 fasen van een stof

Slide 3 - Diapositive

Fasen

Slide 4 - Diapositive

Faseovergang
Bij een faseovergang verandert de stof van fase

Water gaat van de vaste naar de vloeibare fase

Slide 5 - Diapositive

Faseovergangen
smelten en stollen

verdampen en condenseren

rijpen en vervluchtigen


Slide 6 - Diapositive

Smelten
Stollen

Slide 7 - Diapositive

Verdampen
Condenseren

Slide 8 - Diapositive

Rijpen
Vervluchtigen

Slide 9 - Diapositive

Fasedriehoek

Slide 10 - Diapositive

in welke drie fases kan water zich bevinden?

Slide 11 - Question ouverte

Hoe heet het als water van vast naar vloeibaar gaat?
A
smelten
B
stollen
C
sublimeren
D
condenseren

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Vidéo

Condensatie en condenstatiekernen
  • Waterdamp gaat in de lucht condenseren bij een bepaalde temperatuur,  het dauwpunt.
  • Door condensatie ontstaan kleine waterdruppeltjes, deze blijven in de lucht zweven.
  • Veel kleine druppeltjes samen vormen een wolk.
  • Bij condensatie vlak boven de grond spreken we van mist.

Slide 14 - Diapositive

Ontstaan van neerslag

Slide 15 - Diapositive

Het dauwpunt
De temperatuur waarbij waterdamp begint te condenseren

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Verdeling in wolk
In het plaatje hiernaast zie je in welke fase de watermoleculen zich bevinden bij een bepaalde temperatuur.

  • Hoe hoger in de lucht, hoe lager de temperatuur is.

  • Er valt geen neerslag als de lucht omhoog stroomt, de lichte druppels en ijskristallen worden weer omhoog gestuwd.

  • Als de druppels of ijskristallen te zwaar zijn om omhooggestuwd te worden valt er wel neerslag

Slide 18 - Diapositive

Hoe denk je dat hoogte het waar wolken ontstaan?
A
isobaar
B
convectiestroming
C
condensatieniveau
D
dauwpunt

Slide 19 - Quiz

Hoe heet de temperatuur waarbij waterdamp begint te condenseren?

Slide 20 - Question ouverte

Welke begrip geeft de maximale hoeveelheid waterdamp in de lucht aan?
A
isobaar
B
convectiestroming
C
condensatieniveau
D
dauwpunt

Slide 21 - Quiz

Wanneer valt er sneeuw?
  • Bij een temperatuur van -12 graden Celsius in de wolk rijpt de waterdamp tot kristallen.
  • Hierbij zijn ook kristallisatiekernen (bv stofdeeltjes) nodig.
  • de ijskristallen groeien uit tot sneeuwvlokken.
  • Als ze zwaar genoeg zij vallen ze naar beneden.
  • Alleen bij een lage temperatuur blijven de kristallen bestaan, anders smelten ze en valt er regen.

Slide 22 - Diapositive

Wanneer valt er hagel?
  • Hagelsstenen ontstaan op grote hoogte.
  • Hier zijn sterke daal- en stijgstromen die de kristallen meevoeren.
  • Als ze in het deel van de wolk komen waar de temperatuur                              0 graden Celcius is, dan groeien de kristallen aan  (onderkoelde waterdruppels).
  • De ijskorrels worden dan zo zwaar dat ze naar beneden vallen

Slide 23 - Diapositive

Hoe heet deze wolk?
A
veegwolk
B
golfwolk
C
schaapjeswolk
D
cumulus

Slide 24 - Quiz

Hoe heet deze wolk?
A
veegwolk
B
golfwolk
C
schaapjeswolk
D
cumulus

Slide 25 - Quiz

Hoe heet deze wolk?
A
veegwolk
B
golfwolk
C
schaapjeswolk
D
cumulus

Slide 26 - Quiz

Hoe heet deze wolk?
A
veegwolk
B
golfwolk
C
schaapjeswolk
D
cumulus

Slide 27 - Quiz