1tha1 meewerkend voorwerp en bwb

Leerdoel


TH: Je leert de persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp van een zin vinden.

HA:

Je leert het meewerkend voorwerp in een zin vinden.

Je leert bijwoordelijke bepalingen in een zin vinden.



1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Leerdoel


TH: Je leert de persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp van een zin vinden.

HA:

Je leert het meewerkend voorwerp in een zin vinden.

Je leert bijwoordelijke bepalingen in een zin vinden.



Slide 1 - Diapositive

Instructie
Meewerkend voorwerp in de zin

Slide 2 - Diapositive

Bekijk de volgende zinnen:

De jury / overhandigt / de winnares / een gouden medaille / voor haar prestatie.
Het publiek / geeft / de winnares / een staande ovatie.
In deze zinnen is de winnares het meewerkend voorwerp (mv). Een meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is. Het is vaak een mens of een dier. Het meewerkend voorwerp komt voor bij werkwoorden die iets te maken hebben met ‘vertellen’ (antwoorden, beloven, uitleggen) of met ‘geven’ (overhandigen, betalen).


Slide 3 - Diapositive

Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is. Het is vaak een mens of een dier. Het meewerkend voorwerp komt voor bij werkwoorden die iets te maken hebben met ‘vertellen’ (antwoorden, beloven, uitleggen) of met ‘geven’ (overhandigen, betalen).

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Lien

Bijwoordelijke bepaling
Bekijk de volgende zinnen:

Op zolder / liggen / twee paar schaatsen.
Yasmina/ viert / over twee weken / haar verjaardag.
De barbecue / werd / vanwege het slechte weer / afgelast.

In deze zinnen zijn de vetgedrukte zinsdelen bijwoordelijke bepalingen.  



Slide 6 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling
Een bijwoordelijke bepaling (bwb) geeft vaak een plaats (op zolder), een tijd (over twee weken) of een reden (vanwege het slechte weer) aan.
Bijwoordelijke bepalingen geven vaak antwoord op vragen die beginnen met de vraagwoorden Wanneer, Waar… (Waardoor? Waarheen? enzovoort) en Hoe… (Hoelang? Hoe ver? enzovoort). 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Zelfstandig werken grammatica / zinsontleding (c5)

th: $10 Mixopdrachten (online)
ha: $9 Meewerkend voorwerp, blz. 220, opdracht 1, 3 + 5
$11 Bijwoordelijke bepaling, blz.224, opdracht 1 t/m 5



timer
25:00

Slide 9 - Diapositive

Lesdoelen check
*Heb je vragen over de lesdoelen?

*Waar zou je nog uitleg over willen hebben?

Slide 10 - Diapositive