BS 4: meer mens meer voedsel

• mens en natuur
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

In de tuinbouw kweken ze:

1. dieren
2. vissen
3. voedingsgewassen
4. bloemen

Wat is een voordeel van monocultuur?

1.Een koe is een landbouwdier.

2.Een hond is een landbouwdier

1. 1 en 2 zijn beide waar
2. 1 en 2 xijn beide niet waar
3. 1= waar 2= niet waar
4. 1= niet waar 2= waar

1. Vruchtwisseling is een ander woord voor het plukken
van vruchten

2. Een voordeel van een monocultuur is dat
ziekteverwekkers zich niet gemakkelijk kunnen verspreiden.

1. 1 en 2 zijn beide waar
2. 1 en 2 zijn beide niet waar
3. 1= waar 2= niet waar
4. 1= niet waar 2 = waar

1. Een voordeel van vruchtwisseling is dat er minder
bestrijdingsmiddelen tegen ziekteverwekkers nodig zijn.

2. Monoculturen kunnen worden bewerkt met grote
machines.

1. 1 en 2 zijn beide waar
2. 1 en 2 zijn beide niet waar
3. 1= waar 2= niet waar
4. 1= niet waar 2 = waar

1. mestinjectie
vloeibare mest wordt in de grond gespoten
mestoverschot
2. er wordt meer mest geproduceerd dan nodig is voor bemesting

1. 1 en 2 zijn beide waar
2. 1 en 2 zijn beide niet waar
3. 1= waar 2= niet waar
4. 1= niet waar 2 = waar

Als er meer mest wordt geproduceerd dan nodig voor bemesting noem je dat....

Als vloeibare mest in de grond wordt gespoten, noem je dat.....

0

Welke vis soorten zijn aan het verdwijnen door overbevissing?

1. zwaardvis
2. haai
3. tonijn
4. alle drie

1. Om meer opbrengst te krijgen bij voedingsgewassen kan de boer.....

1. de bodem bewerken
2. de bodem bemesten
3. gewassen beschermen tegen ziekte
4. alle drie maatregelingen toepassen

Om landbouwdieren zoveel mogelijk opbrengst te laten geven ......

1. de dieren speciaal voedsel geven
2. de dieren weinig laten bewegen
3. de dieren beschermen tegen ziekten
4. alle drie maatregelingen toepassen

Noem een nadeel van een monocultuur

Wat kun je doen om ziekten in de bodem tegen te gaan?

1. bij chemische gewasbeschermingsmiddelen worden ook onschadelijke dieren gedoodt.
2.Chemische gewasbeschermingsmiddelen werken langzaam.

1. 1 = waar 2=niet waar
2. 1= niet waar 2=waar
3. 1 en 2 beide niet waar
4. 1 en 2 beide waar

Heb je deze les begrepen?

😒🙁😐🙂😃