Fase 2, periode 2, les 3 werkwoordspelling gecombineerd

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Fase 2

werkwoordspelling

gecombineerd

In deze les

• Korte uitleg en instructie 
• Oefeningen in LessonUp
• Actieve werkvorm 
• Aan de slag in StartTaal
  Lesdoelen:
• Aan het eind van deze les herken je de werkwoorden in de tt, vt en vd
• Aan het einde van deze les weet je hoe je deze werkwoorden moet vervoegen

tegenwoordige tijd

lopen = ik loop - hij/zij/jij loopt(hulpwoord, gebruik dit bij twijfel)

wensen = ik wens - hij/zij/jij wenst

vinden = ik vind - hij/zij/jij vindt

beantwoorden = ik beantwoord - hij/zij/jij beantwoordt

Uitzondering:

loop je/jij? wens je/jij? vind je/jij? beantwoord je/jij?

De moeder ... de pasgeboren baby.

1. voet
2. voed
3. voedt

... jij vaak zonder rijbewijs op zak?

1. Rijd
2. Rijdt
3. Rijt

Hij .... een heel ander antwoord.

1. verwachte
2. verwachtte

Marije .... zich zelfs onder moeilijke omstandigheden goed.

1. hout
2. houd
3. houdt

verleden tijd

In 'T eX KoFSCHiP? ja = -te(n), nee = -de(n)

wensen = ik/jij/hij/zij wenste - wij wensten

schilderen = ik/jij/hij/zij schilderde - wij schilderden

besteden = ik/jij/hij/zij besteedde - wij besteedden

verloten = ik/jij/hij/zij verlootte - wij verlootten

We ... de ingrediënten door elkaar.

1. mixten
2. mixtten
3. mixden
4. mixdden

voltooid deelwoord

In 'T eX KoFSCHiP? ja = -t, nee = -d

Kijk alleen naar de stam van het woord!

wensen = ik heb gewenst

schilderen = ik heb geschilderd

besteden = ik heb besteed

verloten = ik heb verloot

Ik heb die foto uit dat tijdschrift ...

1. gescheurt
2. gescheurd
3. gescheurdt

Hij verbaasd zich.

Zij is verloofd. 

Het veranderd nog wel eens. 

Het is gisteren gebeurt. 

Hij heeft mij eerder wel geloofd. 

Hij verbetert de tekst. 

goed

goed

goed

fout

fout

fout

gebeurt

gebeurd

Het is vandaag ..............

Wat denk je dat er ............?

Soms ......... er helemaal niks. 

Er was gisteren zoveel ................

Heb je je kamer al ....?

1. gestoft
2. gestofd
3. gestofdt

Hij heeft de lamp ...

1. verwisselt
2. verwisseld
3. verwisseldt

verandert

veranderd

Vandaag .... alles. 

Wat denk je dat er ............  is?

Soms ......... er helemaal niks. 

Er is toen veel ................

Ze heeft ontzettend veel cadeautje voor haar verjaardag ....

1. gevraagt
2. gevraagd
3. gevraagdt

actieve werkvorm

Lees de tekst, zoek de juiste werkwoorden in het lokaal en vul de cijfers in op het blad. 

Klaar? Check of je het goed gedaan hebt met het antwoordblad. 

Ga daarna met StartTaal aan de slag. 

StartTaal les 3

Taalverzorging | Werkwoordspelling | Werkwoordspelling gecombineerd

oefening 1, 2, 3