Fase 2, periode 2, les 4 werkwoordspelling gecombineerd STARTER

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Fase 2

werkwoordspelling

gecombineerd

starter

In deze les

• Korte uitleg 
• Oefeningen in LessonUp
• Actieve werkvorm 
• Aan de slag in StartTaal

tegenwoordige tijd

lopen = ik loop - hij/zij/jij loopt

wensen = ik wens - hij/zij/jij wenst

vinden = ik vind - hij/zij/jij vindt

beantwoorden = ik beantwoord - hij/zij/jij beantwoordt

Uitzondering:

loop je/jij? wens je/jij? vind je/jij? beantwoord je/jij?

verleden tijd

In TaXiKoFSCHiP? ja = -te, nee = -de

wensen = ik/jij/hij/zij wenste - wij wensten

schilderen = ik/jij/hij/zij schilderde - wij schilderden

besteden = ik/jij/hij/zij besteedde - wij besteedden

verloten = ik/jij/hij/zij verlootte - wij verlootten

voltooid deelwoord

In TaXiKoFSCHiP? ja = -t, nee = -d

wensen = ik heb gewenst

schilderen = ik heb geschilderd

besteden = ik heb besteed

verloten = ik heb verloot

Wat .... er dan met je oude teddybeer?

1. gebeurt
2. gebeurd
3. gebeurdt

De man .... zich aan zijn belager.

1. ontworstelt
2. ontworsteld
3. ontworsteldt

Het liefst .... ik weinig tijd aan onbelangrijke dingen.

1. besteet
2. besteed
3. besteedt

Hij verbaasd zich.

Zij is verloofd. 

Het veranderd nog wel eens. 

Het is gisteren gebeurt. 

Hij heeft mij eerder wel geloofd. 

Hij verbetert de tekst. 

goed

goed

goed

fout

fout

fout

Marije .... zich zelfs onder moeilijke omstandigheden goed.

1. hout
2. houd
3. houdt

De moeder ... de pasgeboren baby.

1. voet
2. voed
3. voedt

Ik heb die foto uit dat tijdschrift ...

1. gescheurt
2. gescheurd
3. gescheurdt

gebeurt

gebeurd

Het is vandaag ..............

Wat denk je dat er ............?

Soms ......... er helemaal niks. 

Er was gisteren zoveel ................

Heb je je kamer al ....?

1. gestoft
2. gestofd
3. gestofdt

Hij heeft de lamp ...

1. verwisselt
2. verwisseld
3. verwisseldt

... jij vaak zonder rijbewijs op zak?

1. Rijd
2. Rijdt
3. Rijt

verandert

veranderd

Vandaag .... alles. 

Wat denk je dat er ............  is?

Soms ......... er helemaal niks. 

Er is toen veel ................

Ze heeft ontzettend veel cadeautjes voor haar verjaardag ....

1. gevraagt
2. gevraagd
3. gevraagdt

Hij .... een heel ander antwoord.

1. verwachte
2. verwachtte

We ... de ingrediënten door elkaar.

1. mixten
2. mixtten
3. mixden
4. mixdden

Hij verbeterd de fout. 

Zij heeft zich verloofd. 

Als je dit veranderd gaat het lukken.

Gisteren is het plan verbetert. 

Hij gelooft mij nooit. 

Jij verbetert de fout. 

goed

goed

goed

fout

fout

fout

actieve werkvorm

Speel het spel van de werkwoordspelling in groepjes van 3 a 4 personen. 

Lees op de achterkant de spelregels. 

StartTaal les 3

Taalverzorging | Werkwoordspelling | Tegenwoordige tijd

oefening 1, 2

Taalverzorging | Werkwoordspelling | Verleden tijd

oefening 1, 2

Taalverzorging | Werkwoordspelling | Voltooid deelwoord

oefening 1, 2

StartTaal les 4

Taalverzorging | Werkwoordspelling | Werkwoordspelling gecombineerd

oefening 1, 2, 3