Hoofdstuk 30 - Een blauw overhemd

• NT2
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 1

Hoofdstuk 30 - Een blauw overhemd

Lezen

Lees de tekst.

Ken je een woord niet? Zoek het op!

Zoek niet de hele zin op!

Probeer zelf te lezen, niet met Google Translate.

Schrijf nieuwe woorden op! 

Lees de tekst

Paul draagt zijn nieuwe spijkerbroek.

En zijn nieuwe witte overhemd. Hij is blij. 

Ik ben een mooie man, denkt hij. 

Hij kijkt op zijn nieuwe horloge. 

Het is bijna zes uur. 

Nog even een kopje koffie, denkt Paul. En een koekje. 

En dan ga ik naar het restaurant. 

Waarom is Paul blij?

1. Hij gaat lekker eten
2. Hij is blij met zijn nieuwe kleren
3. Hij gaat eten met Paula

Paul vindt zichzelf mooi

1. waar
2. niet waar

Paul moet nog lang wachten

1. waar
2. niet waar

Hoe laat is het?

1. 18:55
2. 05:55
3. 17:55
4. 06:05

Lees de tekst

Paul drinkt zijn koffie. 

En hij eet een koekje. En nog een. 

Maar wat is dat? 

Paul ziet koffie op zijn witte overhemd.

En hij ziet koek op zijn nieuwe spijkerbroek!

'Oh nee', zegt Paul. 'Alles is vies!'

Welke kleren van Paul zijn vies?

1. Zijn overhemd
2. Zijn shirt
3. Zijn spijkerbroek
4. Zijn overhemd en zijn spijkerbroek

Hoeveel koekjes eet Paul?
Schrijf het antwoord in cijfers.

Lees de tekst

Hij wast de kleren meteen met warm water. 

Maar hij doet de spijkerbroek en het witte overhemd niet apart. 

Het witte overhemd is nu blauw!

En de spijkerbroek is nog nat. 

En het is al bijna zeven uur. 

Hij moet naar het restaurant! 

Waarom wast Paul zijn overhemd?

1. Het overhemd heeft een gat
2. Het overhemd is vies door de koffie
3. Het overhemd is vies door de koek

Paul wast eerst zijn overhemd en daarna zijn broek

1. waar
2. niet waar

Paul heeft tijd. Hij kan zijn broek laten drogen.

1. waar
2. niet waar

Lees de tekst

Paul heeft zijn oude t-shirt weer aan. 

En zijn nieuwe spijkerbroek. 

Zijn natte nieuwe spijkerbroek.

Hij is nu niet meer blij. 

Waarom doet Paul zijn oude t-shirt aan?

1. Zijn witte overhemd is nu blauw
2. Het overhemd is vies door de koek
3. Het overhemd is vies door de koffie

Paul draagt een natte broek

1. waar
2. niet waar

Paul is vrolijk

1. waar
2. niet waar