Introductieles 2Grieks: woorden les 6A Pallas

Dionysos en Ariadne
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Dionysos en Ariadne

Slide 1 - Diapositive

In deze les...
  1. Oefening werkwoorden
  2. Checken woorden 7A 
  3. Nakijken tekst 7A 5 t/m 10
  4. Afsluiting

Slide 2 - Diapositive



Leer de woorden van 7A nog een keer

(WB blz.73)
3 minuten

Slide 3 - Diapositive

Wat betekent:
ἀποφέρω
A
ik meen
B
ik ga weg
C
ik krijg
D
ik breng weg

Slide 4 - Quiz

Wat betekent:
ἡ φυγή
A
vrijheid
B
vlucht
C
gevaar

Slide 5 - Quiz

Wat betekent:
ὁ οἶνος
A
veel
B
niemand
C
wijn
D
gevaar

Slide 6 - Quiz

Welke naamval komt achter αἴτιος?
A
gen
B
dat
C
nom
D
acc

Slide 7 - Quiz

Welke naamval komt achter ἐπί ?
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 8 - Quiz

Waarom werkwoorden?
  • In elke zin komt een werkwoord voor
  • Dus ook in het Grieks!
  • Daarom is het belangrijk dat je kunt zien over welke persoon een zin gaat (hij, zij, wij, jullie, etc.)

Slide 9 - Diapositive

Welke 'personen' hebben we gezien?
ik                         -ω                        wij                    -ομεν
jij                         -εις                      jullie                -ετε
hij/zij/het         -ει                        zij                     -ουσι



Slide 10 - Diapositive

Wat betekent:
r5 ἔχει
A
(hij/zij/het) heeft
B
zij hebben

Slide 11 - Quiz

Wat betekent:
r6 πλέουσιν
A
(hij/zij/het) vaart
B
zij varen

Slide 12 - Quiz

Welke naamval is τῷ πλοίῳ ?
A
gen
B
dat
C
acc

Slide 13 - Quiz

r7 Ἱερὰ δὲ Διονύσου τοῦ θεοῦ ἐστιν ἡ Νάξος.
Welke naamval is Διονύσου τοῦ θεοῦ?
A
gen.
B
dat.
C
acc.

Slide 14 - Quiz

r8 Νυκτὸς δ’ ἐκ τοῦ πλοίου ἐκβαίνουσι
Waarom staat τοῦ πλοίου in de genitivus?
A
bijvoegelijke bepaling/bezit
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
vanwege een voorzetsel

Slide 15 - Quiz

r9 ...καὶ ἐπὶ τοῦ μεγάλου αἰγιαλοῦ καθεύδουσιν·
Wat betekent καθεύδουσιν?
A
ze gaan weg
B
ze slapen
C
ze stelen
D
ze varen

Slide 16 - Quiz

Welke persoon?
r10 κάμνουσιν

A
ik
B
hij/zij/het
C
wij
D
zij

Slide 17 - Quiz

Welke persoon?
ποιεῖ

A
ik
B
hij/zij/het
C
wij
D
zij

Slide 18 - Quiz

Welke persoon?
σῴζω
A
ik
B
hij/zij/het
C
wij
D
zij

Slide 19 - Quiz

Welke persoon?
λυω

A
ik
B
hij/zij/het
C
wij
D
zij

Slide 20 - Quiz

Welke 'personen' hebben we gezien?
ik                         -ω                        wij                    -ομεν
jij                                                       jullie
hij/zij/het         -ει                        zij                     -ουσι



Slide 21 - Diapositive

Wat betekent:
λυεις?
A
jij maakt los
B
hij/zij/het maakt los
C
jullie maken los
D
zij maken los

Slide 22 - Quiz

Wat betekent:
σῳζει?
A
jij redt
B
hij/zij/het redt
C
jullie redden
D
zij redden

Slide 23 - Quiz

Wat betekent:
σῳζετε?
A
jij redt
B
hij/zij/het redt
C
jullie redden
D
zij redden

Slide 24 - Quiz

In deze les...
  1. Oefening werkwoorden
  2. Nakijken tekst 7A 11 t/m 16
  3. S.O.'s terug en zelf aan het werk
  4. Afsluiting

Slide 25 - Diapositive

αὐτὸς-regel
αὐτὸς ὁ Θησεὺς Theseus zelf​
μετ’ αὐτῶν  met hen​


Αὐτος (αὐτη, αὐτον) als bijvoeglijke bepaling betekent _____1_____.​

Αὐτος (αὐτη, αὐτον) als persoonlijk voornaamwoord vertaal je met _____2_____.

Slide 26 - Diapositive

7A Theseus en Ariadne op Naxos
    1. Οὕτω δὴ αὐτὸς ὁ Θησεὺς καὶ τὰ πολλὰ τέκνα τῆς ἐλευθερίας     
    2. τυγχάνουσιν. ​
    3. Πλοίῳ δ’ ὁ Θησεὺς φεύγει μετὰ τῶν τέκνων ἐκ τῆς Κρήτης.     ​
    4. Καὶ ἡ παρθένος Ἀριάδνη μετ’ αὐτῶν μετέχει τῆς φυγῆς.​
    5. Οὐδεὶς δ’ αὐτῶν ἔτι φόβον ἔχει! ​

Zo dan krijgen Theseus zelf en de vele kinderen de vrijheid.​
Op/Met een schip vlucht Theseus met de kinderen uit Kreta.​
Ook het meisje Ariadne neemt samen met hen deel aan de vlucht.​
Niemand van hen heeft nog angst/is bang!

Slide 27 - Diapositive

7A Theseus en Ariadne op Naxos
6.  Πρῶτον τῷ πλοίῳ εἰς Νάξον τὴν νῆσον πλέουσιν. ​
7. Ἱερὰ δὲ Διονύσου τοῦ θεοῦ ἐστιν ἡ Νάξος.​
8. Νυκτὸς δ’ ἐκ τοῦ πλοίου ἐκβαίνουσι ​
9. καὶ ἐπὶ τοῦ μεγάλου αἰγιαλοῦ καθεύδουσιν· ​
10. μάλα γὰρ κάμνουσιν ἐκ τῶν πολλῶν κινδύνων. ​

Eerst varen ze met het schip naar het eiland Naxos.​
Naxos is gewijd aan de god Dionysos.​
's Nachts gaan ze van het schip​
en slapen op het grote strand:​
want ze zijn erg moe na de vele gevaren.

Slide 28 - Diapositive

Geef je buurman/buurvrouw punten voor zijn/haar vertaling. Trek per fout een punt van het totaalaantal per zin af.
Daar merkt de god van de wijn Ariadne op.                                                              2pt
Onmiddellijk zegt hij tot zichzelf: 'Bij de goden,  dat meisje                             3pt
verlang ik zelf! Onmiddellijk zal ik haar dus wegvoeren en                                3pt
trouwen; zo mooi vind ik het meisje.’                                                                           3pt
Hij ontvoert haar dus en voert haar weg van het eiland.                                    3pt
Zo is hij voor hen de oorzaak van veel verdriet.                                                      3pt

Slide 29 - Diapositive

In deze les...
  1. Oefening werkwoorden
  2. Nakijken tekst 7A 11 t/m 16
  3. S.O.'s terug en zelf aan het werk
  4. Afsluiting

Slide 30 - Diapositive

S.O.'s terug en zelf aan het werk
Taaloefening A p.75: opdracht met μεγας en πολυς (TB p. 57)
  of
Taaloefening A p.77: opdracht over αὐτος (TB p.59 en 61)
  of
Tekst 7B vertalen

Slide 31 - Diapositive

In deze les...
  1. Oefening werkwoorden
  2. Nakijken tekst 7A 11 t/m 16
  3. S.O.'s terug en zelf aan het werk
  4. Afsluiting

Slide 32 - Diapositive

Wat betekent:
ἀκουετε?
A
jij hoort
B
hij/zij/het hoort
C
jullie horen
D
zij horen

Slide 33 - Quiz

Welke persoon is...
ἐγειρει ?
A
jij
B
hij/zij/het
C
jullie
D
zij

Slide 34 - Quiz

Welke persoon is...
φιλοῦσι?
A
jij
B
hij/zij/het
C
jullie
D
zij

Slide 35 - Quiz