5.3 Wat kost dat ?

5.3 Wat kost dat?
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

5.3 Wat kost dat?

Slide 1 - Diapositive

Bedrijfskosten?

Slide 2 - Carte mentale

Leerdoelen
  • Ik kan uitleggen dat een bedrijf kosten moet maken om de doelstellingen  te bereiken
  • Ik kan het verschil tussen vaste-  en variabele kosten uitleggen 
  • Ik kan de kostenfunctie opstellen
  • Ik kan de afschrijvingskosten van een duurzaam productiegoed berekenen

Slide 3 - Diapositive

Programma deze les
  • Uitleg
  • Oefenen 
  • Huiswerk controleren
  • Opdrachten maken
  •  Afsluiting & Huiswerk

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Vaste kosten
"Kosten waarvan het totaalbedrag niet afhankelijk is van de omvang van de productie of de verkoop" 

Slide 6 - Diapositive

Variabele kosten
"Kosten waarvan het totaalbedrag wél afhankelijk is van de omvang van de productie of de verkoop" 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

TOTALE BEDRIJFSKOSTEN = VARIABELE KOSTEN + VASTE KOSTEN
Een voorbeeld:
  • de variabele kosten zijn € 5,- per taart
  • de vaste kosten zijn € 2000,- per maand
  • de afzet  is 150 taarten 

  • Wat zijn de  totale kosten  per maand?
  • € 5,- X 150 + € 2000,- = € 2.750,-

Slide 10 - Diapositive

De kostenfunctie van een bedrijf luidt als volgt:
TK = 100 Q + € 150.000,-
Wat zijn de vaste kosten in deze formule ?

A
100 Q
B
€ 150.000,-
C
daar kun je niets over zeggen
D
€ 1.500,-

Slide 11 - Quiz

De kostenfunctie van een bedrijf luidt als volgt:
TK = 100 Q + € 150.000,-
Wat zijn de totale kosten bij een afzet van 100 stuks

A
€ 150.000,-
B
€ 151.000,-
C
€ 160.000,-
D
€ 250.000,-

Slide 12 - Quiz

De kostenfunctie van een bedrijf luidt als volgt:
TK = 100 Q + € 150.000,-
Wat zijn de totale kosten bij een afzet van 0 stuks

A
€ 100.000,-
B
€ 150.000,-
C
€ 15.000,-
D
€ 0,-

Slide 13 - Quiz

Waar vallen de kosten onder?
Versleep ze naar het juiste hokje.
Constante kosten
Variabele kosten
Huisvestingskosten


Grondstofkosten

Afschrijvingskosten
Loonkosten tijdelijk personeel
Loonkosten vast personeel

Slide 14 - Question de remorquage

Afschrijving
  • Waardevermindering van kapitaalgoederen (de machines, computers, bedrijfsauto's worden ouder en slijten door het gebruik)

Slide 15 - Diapositive

Waarom ? 
  • Omdat de balans de actuele waarde  van het bedrijf op één bepaald moment weergeeft.
  • Zou je de afschrijving ( waardevermindering) niet meenemen dan staan de vaste activa te hoog gewaardeerd op de balans omdat er slijtage optreedt door gebruik.

Slide 16 - Diapositive

 Hoe te berekenen ?
een voorbeeld 
  • aanschafprijs van een machine € 200.000,- 
  • waarde na 6 jaar bij verkoop nog € 20.000,-  
hoe groot is de totale waardevermindering ? 
  •  (200.000-20.000) € 180.000,-  
hoe groot is de waardevermindering per jaar?
  • € 180.000,- / 6 = € 30.000,- 

Slide 17 - Diapositive

 Afschrijvingskosten berekenen
  • dus de formule voor de berekening van de jaarlijkse afschrijvingskosten :
  • (aanschafwaarde - restwaarde) / gebruiksjaren 
  • (200.000 -  20.000) / 6 = € 30.000,- per jaar
  • maandelijkse afschrijvingskosten :
  • € 30.000,- / 12 = € 2.500,- 

Slide 18 - Diapositive

Afschrijvingen geven de waardevermindering van vlottende activa weer
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Afschrijvingen verlagen aan de debetzijde van de balans de waarde van de vaste activa
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Hoe bereken je de afschrijvingskosten per jaar?
A
(Aanschafwaarde - Restwaarde) / aantal maanden
B
(Restwaarde - Aanschafwaarde) / aantal maanden
C
Aanschafwaarde /: Restwaarde x aantal maanden
D
Restwaarde / Aanschafwaarde x aantal maanden.

Slide 21 - Quiz

Huiswerk controleren 5.2
In Classroom staat  de samenvatting en de antwoorden, controleer je gemaakte huiswerk en stel vragen als het niet duidelijk is.

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Opdrachten maken
Wat :  Maken paragraaf  5.3, 
            opdracht  22, 24, 25
Hulp:  je boek 
Hoe:   Zelfstandig werken, eerste 5 minuten
             is het stil 
Tijd :   10 minuten




timer
10:00

Slide 24 - Diapositive

Ga je winst maken?

Dat hoor je de volgende les ....!
  • Eerst even kijken of de leerdoelen van vandaag behaald zijn....

Slide 25 - Diapositive

Leerdoelen
  • Een bedrijf moet kosten maken omdat ...
  • Het verschil tussen vaste- en variabele kosten is .....
  • De kostenfunctie luidt .......
  • Afschrijvingskosten bereken je door ..........

Slide 26 - Diapositive

Evaluatie

Slide 27 - Diapositive

Jouw antwoord op evaluatie vraag
Waar heb ik nog een vraag over?

Slide 28 - Question ouverte

Huiswerk
Doornemen 
   paragraaf  5.3
Maken 
  de opdrachten  22, 24 t/m 27, 30 en 32


Slide 29 - Diapositive