leçon 7_T1C

Bonjour
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Bonjour

Slide 1 - Diapositive

Le programme:

        Aujourd'hui (=vandaag) :
  • Les accents en français
  • Mannelijk en vrouwelijk in het Frans
leçon 7

Slide 2 - Diapositive

Supplément, page 8

Les accents 

Slide 3 - Diapositive

e
e
accent grave
accent aigu

Slide 4 - Diapositive

e
accent grave

Slide 5 - Diapositive

elf

Slide 6 - Diapositive

e
accent aigu

Slide 7 - Diapositive

één

Slide 8 - Diapositive

De uitspraak van de è en é en e
  • l'école
  • le collège
  • l'élèv

Slide 9 - Diapositive

C ou Ç ?
  1. De 'c' als een [s] voor de letters e en i : ici (hier) - c
  2. De 'c' als een [k] voor de letters a, o en u : copain - camping 
  3. De 'ç' met cédille --> [s] : français - ça va 

Slide 10 - Diapositive

On travaille en petits groupes...
Groupe 1
Groupe 2
Groupe 3
Groupe 4
Groupe 5
Groupe 6
Lammis
Joseph
Zümra
Niv
Sam
Tyvainy
Asya
Jericho
Zahir
Isabel
Nazli
Pepijn

Abdelilah
Inaya
Tobias
Sarah
Wietse
Aidan
Zeida
Aras
Mitan
Naoufal
Cooper

Slide 11 - Diapositive

mannelijk of vrouwelijk

Slide 12 - Diapositive

In het Frans zijn er mannelijke (masculin) of vrouwelijke (féminin) woorden.

Soms is het logisch...

Slide 13 - Diapositive

Répondez aux questions:
  1. Is "garçon" mannelijk of vrouwelijk? 
  2. Is "fille" mannelijk of vrouwelijk? 
  3. Is "femme" mannelijk of vrouwelijk? 
  4. Is "homme" mannelijk of vrouwelijk?

Slide 14 - Diapositive

Mannelijke en vrouwelijke woorden
• Veel woorden die met -e eindigen zijn vrouwelijk:
la musique, la fille, la baguette, la table...

• Maar deze regel werkt niet altijd:
le père, le livre, le portable, le collège...


!

Slide 15 - Diapositive

1. De volgende soorten woorden zijn altijd mannelijk:
  1. namen van talen, zoals ‘français’ en ‘néerlandais’
  2. namen van seizoenen, zoals ‘été’ (= zomer) of ‘printemps’ (= lente)
  3. namen van maanden, zoals ‘juillet’ (= juli) of ‘décembre’ (= december)
  4. namen van de dagen in de week, zoals ‘lundi’ (= maandag) of ‘mercredi’ (=woensdag)

Slide 16 - Diapositive

2. Woorden met een mannelijke uitgang: 

  • -ment: un médicament (een drug)
  • -phone: un téléphone
  • -eau : un bureau
  • -teur: un ordinateur
  • -age: un fromage (een kaas)




Slide 17 - Diapositive

3. Woorden met een vrouwelijke uitgang: 

  • -tion/-sion: une télévision
  • -té: la beauté (=de schoonheid)
  • -ure: une peinture (=een schilderij)
  • -ette: une bicyclette (=een fiets)




Slide 18 - Diapositive

  • Je hoeft niet alles te onthouden. 
  • Wat je nu moet weten, is of de woorden in StudyGo mannelijk of vrouwelijk zijn.
  • Afhankelijk van het lidwoord kun je bepalen of een woord mannelijk of vrouwelijk is.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Répondez aux questions:


  1. Wanneer gebruiken we "un"?
  2. Wanneer gebruiken we "une"?


Slide 21 - Diapositive

L'article indéfini 
(het onbepaald lidwoord)


Un/une = een
  • un > masculin (mannelijk)
  • une > féminin (vrouwelijk)


une fille
un garçon

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Répondez aux questions:


  1. Wanneer gebruiken we "le"?
  2. Wanneer gebruiken we "la"?
  3. Wanneer gebruiken we "l'" ?

Slide 24 - Diapositive

L'article défini (het bepaald lidwoord)


Le/la/l' = de/het
  • le > masculin
  • la > féminin
  • l' > klinker/stomme h

la fille

le garçon

l'ami
(de vriend)

Slide 25 - Diapositive

Quel article va avec...? (Welk lidwoord gaat met...?)

Slide 26 - Diapositive

Page 10
un
een jongen
le garçon

Slide 27 - Diapositive

Devoirs
Apprendre: StudyGo: voca 1-3 N-F (huiswerkoverhoring)
Faire: Bravoure > Hoofdstuk 1 > 1.2 > opdracht 27

Slide 28 - Diapositive