leçon 06_TV1G

Bonjour
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Bonjour

Slide 1 - Diapositive

Le programme:

        Aujourd'hui (=vandaag) :
  • Huiswerk overhoring voca 1-2 N-F
  • Apprendre le masculin et le féminin 
leçon 6

Slide 2 - Diapositive

mannelijk of vrouwelijk

Slide 3 - Diapositive

In het Frans zijn er mannelijke (masculin) of vrouwelijke (féminin) woorden.

Soms is het logisch...

Slide 4 - Diapositive

Répondez aux questions:
  1. Is "garçon" mannelijk of vrouwelijk? 
  2. Is "fille" mannelijk of vrouwelijk? 
  3. Is "femme" mannelijk of vrouwelijk? 
  4. Is "homme" mannelijk of vrouwelijk?

Slide 5 - Diapositive

Mannelijke en vrouwelijke woorden
• Veel woorden die met -e eindigen zijn vrouwelijk:
la musique, la fille, la baguette, la table...

• Maar deze regel werkt niet altijd:
le père, le livre, le portable, le collège...


!

Slide 6 - Diapositive

  • Je hoeft niet alles te onthouden. 
  • Wat je nu moet weten, is of de woorden in StudyGo mannelijk of vrouwelijk zijn.
  • Afhankelijk van het lidwoord kun je bepalen of een woord mannelijk of vrouwelijk is.

Slide 7 - Diapositive

1. De volgende soorten woorden zijn altijd mannelijk:
  1. namen van talen, zoals ‘français’ en ‘néerlandais’
  2. namen van seizoenen, zoals ‘été’ (= zomer) of ‘printemps’ (= lente)
  3. namen van maanden, zoals ‘juillet’ (= juli) of ‘décembre’ (= december)
  4. namen van de dagen in de week, zoals ‘lundi’ (= maandag) of ‘mercredi’ (=woensdag)

Slide 8 - Diapositive

2. Woorden met een mannelijke uitgang: 

  • -ment: un médicament (een drug)
  • -phone: un téléphone
  • -eau : un bureau
  • -teur: un ordinateur
  • -age: un fromage (een kaas)




Slide 9 - Diapositive

3. Woorden met een vrouwelijke uitgang: 

  • -tion/-sion: une télévision
  • -té: la beauté (=de schoonheid)
  • -ure: une peinture (=een schilderij)
  • -ette: une bicyclette (=een fiets)




Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Répondez aux questions:


  1. Wanneer gebruiken we "un"?
  2. Wanneer gebruiken we "une"?


Slide 12 - Diapositive

L'article indéfini 
(het onbepaald lidwoord)


Un/une = een
  • un > masculin (mannelijk)
  • une > féminin (vrouwelijk)


une fille
un garçon

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Répondez aux questions:


  1. Wanneer gebruiken we "le"?
  2. Wanneer gebruiken we "la"?
  3. Wanneer gebruiken we "l'" ?

Slide 15 - Diapositive

L'article défini (het bepaald lidwoord)


Le/la/l' = de/het
  • le > masculin
  • la > féminin
  • l' > klinker/stomme h

la fille

le garçon

l'ami
(de vriend)

Slide 16 - Diapositive

Page 10
un
een jongen
le garçon

Slide 17 - Diapositive

Les devoirs:
Apprendre (=leren): StudyGo: voca 1-3 F-N + supplément, page 10 (mannelijk en vrouwelijk)
Faire(=maken): 
- Supplément, exercices A + B page 10


Slide 18 - Diapositive