BIOERF

Lesplanning
  • Terugblik vorige les (+ belangrijke Begrippen)
  • Opdracht: Begrippen checken
  • Leerdoelen
  • Voorkennis
  • Theorie + oefen opdrachten
  • Afsluiting
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Lesplanning
  • Terugblik vorige les (+ belangrijke Begrippen)
  • Opdracht: Begrippen checken
  • Leerdoelen
  • Voorkennis
  • Theorie + oefen opdrachten
  • Afsluiting

Slide 1 - Diapositive

Terugblik vorige les
In de vorige les hebben we het gehad over de Augustijner Monnik in Oostenrijk - Tsjechië, grondlegger van de erfelijkheidsleer (rond 1860) Gregor Mendel.
Biografie Mendel
Mendel onderzocht van een groot aantal erwtenrassen de overerving van o.a. de bloemkleur, de vorm en de kleur van de zaden, de kleur van de peul en de hoogte van de erwtenplanten. Hij ontdekte de 3 : 1 verhouding in de tweede generatie nakomelingen.
Pas rond 1900 werd door andere onderzoekers de waarde van zijn ontdekkingen ingezien.
Ook hadden we het in de les over lastige begrippen die toch wel erg op elkaar lijken, maar wel belangrijk zijn om te weten. Dus starten we deze les zo met het herhalen van de belangrijke begrippen.

Slide 2 - Diapositive

Belangrijkste begrippen
- Gen: Genen zijn stukjes DNA die coderen voor een erfelijke eigenschap.
- Allel: Van elke erfelijke eigenschap krijg je één onderdeel van je moeder en één onderdeel van je vader. Je moeder geeft je dus informatie over je oogkleur, maar je vader ook. Een gen bestaat dus uit twee onderdelen. Eén onderdeel van pa en één onderdeel van ma. Zo'n onderdeel noem je een allel. Samengevat komt het er op neer dat één erfelijke eigenschap (gen) is opgebouwd uit twee allelen (2 varianten van het Gen). 
- Homozygoot = met dezelfde allelen met betrekking tot een bepaald gen. 

- Heterozygoot = met twee of meer verschillende allelen met betrekking tot een bepaald gen. 
- Dominant: van toepassing op een allel dat in een heterozygoot individu in het fenotype tot uitdrukking komt (en dat het recessief allel onderdrukt)
- Recessief: van toepassing op een allel dat in een heterozygoot individu in het fenotype niet tot uitdrukking komt doordat het door het dominante allel onderdrukt wordt.
- Intermediair: tussenvorm, waarin beide of meerdere allelen van een bepaald gen in een fenotype tot uitdrukking komen.
- Monohybride: kruising waarbij gelet wordt op de overerving van een enkel gen. 

Slide 3 - Diapositive

Even de begrippen Checken...

Slide 4 - Diapositive

Allelen
Dominant
Recessief
Intermediar
Monohybride
Gen

Stukje DNA dat codeert voor een erfelijke eigenschap

van toepassing op een allel dat in een heterozygoot individu in het fenotype tot uitdrukking komt (en dat het recessieve allel onderdrukt)

tussenvorm, waarin beide of meerdere allelen van een bepaald gen in een fenotype tot uitdrukking komen.

van toepassing op een allel dat in een heterozygoot individu in het fenotype niet tot uitdrukking komt doordat het door het dominante allel onderdrukt wordt.

Bepaalde variant van een gen
 
kruising waarbij gelet wordt op de overerving van een enkel gen. 

Slide 5 - Question de remorquage

Leerdoelen
- Aan het eind van de les kun je uitleggen hoe Dominante, Recessieve en Intermediaire Allelen tot uiting komen in het fenotype
- Aan het eind van de les weet je wat een monohybride kruising is en hoe deze werkt. 

Slide 6 - Diapositive

Wat weet je al over:
Dominant, Recessief, Intermediair en mono hybride?

Slide 7 - Carte mentale

Theorie- Recessieve & 
Dominante Allelen

Slide 8 - Diapositive

Allelen
Genen komen in verschillende varianten voor. Zo’n variant wordt een allel genoemd. Van elk gen heeft een diploïd organisme twee allelen

In de chromosomen liggen de allelen op dezelfde plaats (dezelfde locus)

Of een gen homozygoot of heterozygoot is, is mogelijk door verschillen in de nucleotidenvolgorde van allelen. Zo kan het ene allel coderen voor blond haar en de andere allel voor bruin haar. Allelen kunnen dominant, recessief of intermediair zijn. 

Slide 9 - Diapositive

Dominant & Recessief
Als je van je beide ouders een zelfde allel voor een bepaalde eigenschap hebt ontvangen, dan ben je voor die eigenschap homozygoot

Heb je twee verschillende allelen, dan ben je heterozygoot voor die eigenschap.


Vaak overheerst een van de twee allelen. Dan heeft het organisme dat kenmerk in even sterke mate als wanneer hij homozygoot zou zijn. 

Zo'n overheersend allel noem je dominant. Het allel dat door een dominant allel onderdrukt wordt, heet recessief

Slide 10 - Diapositive


Oefenen

Slide 11 - Diapositive

Als je van je beide ouders een zelfde allel voor een bepaalde eigenschap hebt ontvangen (aa of AA), dan ben je voor die eigenschap:
A
Homozygoot
B
Hetrozygoot

Slide 12 - Quiz

Er bestaan enkele ziekten die tot gevolg hebben dat het bindweefsel veel te slap is. Alle ziekten uit deze groep zijn erfelijk en er zijn verschillende genen die zo’n ziekte kunnen veroorzaken. Sommige van die genen zijn dominant, andere zijn recessief.

Bij welke van de twee mannen is het gen recessief, bij de man van paar P of bij de man van paar Q?
A
Man van paar P
B
Man van paar Q

Slide 13 - Quiz

Theorie - Intermediaire Allelen en Monohybride kruisingen

Slide 14 - Diapositive

Intermediair
Een genetische eigenschap is intermediair aanwezig als bij een diploïd organisme beide allelen van een gen (namelijk het allel op het chromosoom dat afkomstig is van de moeder én het allel op het chromosoom van de vader) tot uiting komen, waarbij het fenotypische kenmerk een mengvorm is van beide allelen.

Slide 15 - Diapositive

Voorbeeld
Het kan dus voorkomen dat geen van beide genen dominant of recessief is. Beide zijn dan even "sterk". Dit noemen we intermediair fenotype. Je ziet dit vaak bij bloemen. 

Een voorbeeld van intermediaire overerving is de kruising van leeuwenbekjes: wanneer men een rode bloem kruist met een witte, krijgen de nakomelingen roze bloemen.

Het leeuwenbekje kan rode, witte of roze bloemen hebben. De genen voor Rood of Wit zijn beide even sterk. De schrijfwijze voor het genotype is dan Ar voor het rode gen en Aw voor het witte gen. Een leeuwenbekje met rode bloemen heeft dus genotype ArAr, eentje met witte bloemen AwAw en eentje met roze bloemen ArAw.


Slide 16 - Diapositive

Monohybride Kruising
Bij de versmelting van twee geslachtscellen worden duizenden genen van beide ouders met elkaar gerecombineerd. Bij de bespreking van hoe eigenschappen overerven, kijken we eerst naar een kruising waar twee ouders slechts in één eigenschap verschillen. Als je maar op één eigenschap let, noem je zo'n kruising een monohybride kruising

De eerste kruisingen waarbij de overerving van één eigenschap werd bestudeerd, gebeurden met erwtenplantjes, in de 18de eeuw door Mendel

Slide 17 - Diapositive

Voorbeeld
‘Mono' staat voor één, dus een kruising waarbij op één erfelijke eigenschap van de ouders wordt gelet. Met behulp van een monohybride kruising kan je de kans berekenen op fenotypische en genotypische verschijningen van het nageslacht.

In het kruisingsschema hiernaast zie je dat een mannelijke en vrouwelijke bloem, beide met genotype Bb worden gekruist. 
3 : 4 is paars, 1 : 4 is wit. 

Slide 18 - Diapositive


Oefenvraag..!

Slide 19 - Diapositive

Bij 1 staat een kruising waar wordt gelet op de
overerving van 1 enkel gen: de bloemkleur paars (dominant) en wit (recessief), zie afbeelding hiernaast.
De planten uit de F1 worden nu gekruist,
dus: (P2) Aa X Aa.

a. Hoe groot is de kans op het genotype AA?

Slide 20 - Question ouverte

Bij 1 staat een kruising waar wordt gelet op de overerving van 1 enkel gen: de bloemkleur paars (dominant) en wit (recessief), zie afbeelding hiernaast.
De planten uit de F1 worden nu gekruist,
dus: (P2) Aa X Aa.

b. Hoe groot is de kans op het fenotype paars?


Slide 21 - Question ouverte



3 : 4 = Kans op Paars
 
1 : 4 = Kans op Wit

Slide 22 - Diapositive

Bij 1 staat een kruising waar wordt gelet op de overerving van 1 enkel gen: de bloemkleur paars (dominant) en wit (recessief), zie afbeelding hiernaast.
De planten uit de F1 worden nu gekruist,
dus: (P2) Aa X Aa.
c. Wat is de reden voor het grote deel paarse bloemen in het nageslacht?

Slide 23 - Question ouverte

Afsluiting van de les
  • Wat hebben we deze les gedaan/geleerd?
  • Checken van de leerdoelen (zijn deze behaald?)
  • Tips om te oefenen
  • Vooruitblik volgende les

Slide 24 - Diapositive

Deze les samengevat:
  • Dominante Allelen (vb. A) komen tot uiting in het Fenotype als het genotype een dominant Allel bevat (dus: AA of Aa) homozygoot dominant of hetrozygoot. 
  • Recessieve Allelen (vb. a) komt alleen tot uiting in het fenotype als het genotype homozygoot recessief is, dus: aa. 
  • Het kan ook voorkomen dat geen van beide allelen dominant of recessief is. Beide zijn dan even "sterk". Dit noemen we intermediair fenotype. Beide allelen komen dan tot uiting in het fenotype. 
  • Bij een monohybride kruising wordt één allelenpaar gevolgd tijdens de overerving van ouderpaar (P) naar nakomelingen (F1). Hierdoor kun je de kans op het voorkomen van een bepaald genotype of fenotype bij de nakomelingen bepalen.



Slide 25 - Diapositive

Zijn de Leerdoelen behaald?
- Aan het eind van de les kun je uitleggen hoe Dominante, Recessieve en Intermediaire Allelen tot uiting komen in het fenotype
- Aan het eind van de les weet je wat een monohybride kruising is en hoe deze werkt. 

Slide 26 - Diapositive

Tips
  • Opdrachten in Mastering Biology
  • 10 voor Biologie
  • Biologie Pagina
  • Veel oefenen met de Monohybride Kruising! 

Slide 27 - Diapositive

Volgende les: 
13 Januari
Dihybride Kruisingen (bijv. "Reebop" (Genetica in beweging, blz. 75, nvon.nl) 

Slide 28 - Diapositive

De kleur van erwten is een erfelijke eigenschap. Een bepaalde erwtenplant is opgegroeid uit een gele erwt. Hij wordt gekruist met een andere erwtenplant die ook is opgegroeid uit een gele erwt.
Onder de nakomelingen uit deze kruising komen zowel gele als groene erwten voor. (Geel = Dominant, AA) (Groen = Recessief, aa)
Wat is het genotype van beide ouderplanten voor de kleur van de erwten?
A
Beide planten zijn heterozygoot
B
Beide planten zijn homozygoot
C
De ene plant is heterozygoot en de andere homozygoot

Slide 29 - Quiz

1

Slide 30 - Vidéo

00:29
Teken een monohybride kruisingsschema plak hieronder een foto:

Slide 31 - Question ouverte