Vraagwoorden

Vraagwoorden
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsISK

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Vraagwoorden

Slide 1 - Diapositive

Welke vraagwoorden ken je al?

Slide 2 - Carte mentale

Slide 3 - Diapositive

Wie?
Wie is zij?
Wie zit naast jou?

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

wat?
Wat heb je in je tas?
Wat lees je?

Slide 6 - Diapositive

Waar?
Waar kom je vandaan?
Waar woon je?

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Hoeveel?
Hoeveel kinderen heb je?
Hoeveel pennen heb je?

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

wanneer?
Wanneer ga je naar school?
Wanneer heb je een afspraak?

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Hoe?
Hoe ga je naar school?
andere situaties..
Hoe laat is het?
Hoe oud ben je?
Hoe duur zijn de tomaten?

Slide 14 - Diapositive

Samenvatting:

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Hoe maak je een vraagzin?

Slide 17 - Diapositive

Na een vraagwoord komt bijna altijd een werkwoord.
Waar woon je?
Hoe gaat het?
Wie ben jij?

Slide 18 - Diapositive

... maar bij hoeveel en welke niet.
Hoeveel broers en zussen heb je?
Welke kleur vind je mooi?

Slide 19 - Diapositive

opdracht
Welke vraagwoorden gebruik je in de volgende vragen?

Slide 20 - Diapositive

Vraag: .... ga je naar Amsterdam?

Antwoord: Ik ga met de trein naar Amsterdam.

Slide 21 - Question ouverte

vraag: ......... koop je op de markt?

Antwoord: Ik koop twee kilo uien.
A
Wie
B
Hoe
C
Waar
D
Wat

Slide 22 - Quiz

Maak een goede vraag met het vraagwoord "Wie".

Slide 23 - Question ouverte

Maak een goede vraag met het vraagwoord "Wanneer"

Slide 24 - Question ouverte

Nu gaan we verder met de groepsopdrachten...

Slide 25 - Diapositive