Literaire begrippen V4

Literaire begrippen
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Literaire begrippen

Slide 1 - Diapositive

Literaire begrippen - deel 1
Planning:
- 15 minuten lezen in Literaire begrippen - bovenbouw tot Analyseren van verhalen 3: wie vertelt?
- Korte film
- Quizvragen n.a.v. korte film

Slide 2 - Diapositive

timer
15:00

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Aan de slag!
Beantwoord de vragen over de theorie, 
toegepast op de korte film.

Slide 5 - Diapositive

Waar speelt de korte film zich af?
Omschrijf de ruimtes zo uitgebreid mogelijk.

Slide 6 - Question ouverte

Welke verhaallijnen kun je ontdekken?

Slide 7 - Question ouverte

Welke personen spelen een rol in het verhaal? Zijn die hoofdpersonen of bijpersonen?

Slide 8 - Question ouverte

Is de opbouw chronologisch of niet-chronologisch? Hoe weet je dat? Leg uit en gebruik minimaal 20 woorden.

Slide 9 - Question ouverte

Wat is de vertelde tijd en wat is de verteltijd?

Slide 10 - Question ouverte

Waren er tijdsprongen aanwezig in het verhaal? Zo ja, geef een voorbeeld.

Slide 11 - Question ouverte

Is er sprake van een open of een gesloten einde? Leg uit.

Slide 12 - Question ouverte

Literaire begrippen - deel 2
Planning:
- 10 minuten lezen in Literaire begrippen - bovenbouw, laatste hoofdstuk Analyseren van verhalen 3: wie vertelt?
- Kort verhaal 'Hoelah' van Cees Nooteboom
- Quizvragen n.a.v. korte film

Slide 13 - Diapositive

timer
10:00

Slide 14 - Diapositive

Aan de slag!
Beantwoord de vragen over de theorie, 
toegepast op het korte verhaal.

Slide 15 - Diapositive

Welke open plekken zitten er in het verhaal?

Slide 16 - Question ouverte

Wat kun je vertellen over de setting (tijd en ruimte) in het verhaal?

Slide 17 - Question ouverte

Welke vertelinstantie herken je in het korte verhaal?

Slide 18 - Question ouverte

Welke motieven (terugkerende elementen, woorden, voorwerpen, etc.) herken je in het verhaal?

Slide 19 - Question ouverte

Vertelde tijd
Verteltijd
Chronologisch
Niet-chronologisch
Flashback
Flash forward
De tijd die in het verhaal verstrijkt.
Leestijd.
Op volgorde van tijd
"overmorgen-vandaag-morgen"
Terugblik
Vooruitblik

Slide 20 - Question de remorquage