Afweer (VWO)

• Biology
• Secondary Education

Major Histocompatibility Complex

Een "MHC" eiwit is eigenlijk de link tussen de antigenen van een cel (lichaamseigen) en de antigenen van een pathogeen (lichaamsvreemd).

Er bestaan 2 klassen:

Major Histocompatibility Complex

MHC-Class 1 komt voor op het celmembraan van elke lichaamseigen cel. MHC-1 breekt bepaalde eiwitten in aminozuren en presenteert die op het membraan van een cel.

Is het een "gezonde" cel , dan zal hij alleen lichaamseigen aminozuur-codes presenteren.

Major Histocompatibility Complex

Is het géén gezonde cel, en bevinden er dus ook eiwitten van pathogenen, dan zal hij die eiwitten presenteren en een imuun-reactie ingang zetten.

Major Histocompatibility Complex

MHC-Class 2 komt alleen voor op macrofagen, dendritische cellen. Die helpt deze cellen om zich om te vormen in Antigeen Presenterende Cellen

Macrofagen en DC's

De aangeboren afweer bestaat uit verschillende cellen, onder andere:

de macrofagen (de cel-eters) 

maar óók de dendritische cellen. De DC's zijn er speciaal voor om ook naar de lymfeklieren te gaan wanneer de infectie te hoog wordt en daar T-cellen te activeren. 

Macrofagen en DC's

De aangeboren afweer bestaat uit verschillende cellen, onder andere:

de macrofagen (de cel-eters) 

maar óók de dendritische cellen. De DC's zijn er speciaal voor om ook naar de lymfeklieren te gaan wanneer de infectie te hoog wordt en daar T-cellen te activeren. 

Cellulaire respons

De cellulaire respons is een deel van het imuunsysteem voor cellen die geïnfecteerd zijn met virussen. 

Bij de cellulaire respons komen er een aantal T-cellen vrij.

Cellulaire respons

stap 1:

Een APC bindt met een MHC eiwit aan een niet actieve T-cel. 

Hierdoor activeert de cel en begint met delen:

T-helper cellen (Th-cellen)
Cytotoxische T-cellen (Tc-cellen)
T-geheugencellen

Cellulaire respons

stap 2:

Een APC bind met een MHC-II eiwit aan een Th-cel. De Th-cel stimuleert de afgifte van bepaalde cytokinen. 
Die cytokinen zorgen voor de maak van de Tc-cellen én de activering van B-cellen.

Cellulaire respons

stap 3: cytotoxische t-cellen

Op een cel geïnfecteerd met een virus presenteert de MHC-I een antigeen. De Tc-cellen herkennen deze, binden hieraan en produceren perforine, perforine perforeert het celmembraan waardoor alle belangrijke onderdelen eruit lekken en dus de cel dood gaat en daarmee ook de virussen daarbinnen.

Humorale respons

Door de cytokinen van de Th-cellen worden ook de B-lymfocyten geactiveerd. Deze spelen een rol bij de humorale respons.

Humorale respons

Bij de humorale respons binden B-lymfocyten aan een ziekteverwekker, en gaan dan opzoek naar een Th-cel. 

Van de Th-cel, die bind, krijgen ze cytokinen die ervoor zorgen dat de cellen zich gaan delen:
B-lymfocyten

B-geheugen cellen

Plasma-cellen

Humorale respons

Plasmacellen bevinden zich logischerwijs in het bloedplasma en creëren daar, gebaseerd op het gebonden pathogeen, antistoffen aan die ze afgeven aan het bloed.

Dat betekend dat die antistoffen overal in het lichaam terecht komen. Die antistoffen binden aan de antigenen op de ziekteverwekker en vormen het 

Antigeen-antistof complex (AAC)

AAC

Het AAC werkt op verschillende manieren:

1. AAC dekt als het ware het pathogeen af, waardoor hij geen andere cel meer kan infecteren (virussen)
2. AAC vervormd/tast het celmembraan aan, waardoor de cel uiteenvalt.
3. AAC versnelt de fagocytose.