H1.3 Je inkomsten en uitgaven

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

H1.3 Je inkomsten en uitgaven

Leerdoelen:

• hoe je conclusies kunt trekken uit een begroting
  
• welke drie soorten inkomens er zijn
  
• hoe je de gezinsuitgaven in drie groepen kunt indelen
  
• hoe je bedragen kunt omrekenen van maand naar week en omgekeerd
  
• hoe je een reservering kunt berekenen
  

Herhaling paragraaf 1.2... 

• Productbeleid -> Wat voor product verkoop ik?
• Prijsbeleid -> Voor welke prijs verkoop ik en waarom?
• Plaatsbeleid -> Waar verkoop ik en waarom?
• Promotiebeleid -> Waar maak ik promotie en waarom?
• Personeelsbeleid -> Wat voor personeel heb ik nodig en waarom?
• Presentatiebeleid -> Hoe presenteer ik mijn product een waarom?

Wat waren ook alweer de 6 p's?

Verwacht je grote uitgaven?

• Voor de incidentele uitgaven kun je het beste geld reserveren. 
• Dat is geld opzij zetten waarvan je later bepaalde uitgaven kunt betalen.
  

Welke soorten inkomsten + voorbeeld

Inkomen in natura

Als je in goederen of diensten betaald krijgt, 

heet dat inkomen in natura

Omrekenen maand, jaar, week of dag

Je verdient 52 euro per week.
Hoeveel is dit per maand?

1. €52 x 4 = €208
2. €52 x 52 : 12 = €225,33
3. Geen idee
4. €52 x 52 : 12 = €225

Als je van week naar maand gaat rekenen, wat doe je dan als eerste?

1. Je doet het bedrag x4, want er zitten 4 weken in een maand
2. Je deelt door 7 en dan maal 31 want er zitten 31 dagen in een maand
3. Je doet het bedrag maal 52 weken en deelt dit door 12 maanden
4. Je deelt door 7 dagen en dan maal 365 dagen en deelt dit weer door 12