Commercieel blok 8

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
economieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Een medewerker van GO Sport controleert de inhoud van de kassa.

Welke conclusie is juist?
A
Er is een negatief verschil van € 2
B
Er is een positief verschil van € 2
C
Er is een negatief verschil van € 4
D
Er is een positief verschil van € 2

Slide 12 - Quiz

Tijdens een gesprek met een klant merk je dat hij twijfelt over de aanschaf van een product. Jij geeft als verkoper enkele koopredenen voor het aanschaffen.

In welke fase van het verkoopgesprek doe je dit?

A
Informeren
B
Kennismaken
C
Openen
D
Overtuigen

Slide 13 - Quiz

Tineke werkt in een schoenenwinkel. Een klant komt bij haar aan de kassa en wil één paar schoenen afrekenen. Tineke vertelt hem dat op een tweede paar schoenen 50% korting wordt gegeven. De klant zoekt vervolgens een tweede paar schoenen uit en koopt deze ook.

Welke verkooptechniek heeft Tineke toegepast?

A
nee-verkoop
B
Cross-selling
C
Plaatsvervangende verkoop
D
Up-selling

Slide 14 - Quiz

Gebruiksklaar maken van de kassa aan het begin van een werkdag. 
Geld tellen, kasopmaakstaat invullen, kasverschillen vaststellen en verantwoorden.
Geld uit de kluis naar de bank brengen waarna het op de rekening wordt bijgeschreven. 
Overtollig geld uit de kassa halen en in een speciale box of de kluis doen. 
Wat hoort bij elkaar?
Afromen
Afstorten
Kassa check-out
Kassa opmaken

Slide 15 - Question de remorquage

Een bon die de klant krijgt wanneer hij een artikel inruilt en geld terug ontvangt.
Een bon waarop wordt genoteerd voor welk bedrag ten onrechte op de kassa is aangeslagen. 
Een totaalbon die op de kassa wordt uitgedraaid om de omzet aan het eind van de dag te weten.
Wat hoort bij elkaar?
Foutbon
Retourbon
Z-bon

Slide 16 - Question de remorquage

Een klant koopt voor € 20,50 aan producten en betaalt bij de kassa met een biljet van € 50.

Welk bedrag moet je bijvragen aan de klant?

Slide 17 - Question ouverte

Slide 18 - Diapositive