Woordvolgorde

• Engels
• MBO
• Studiejaar 1

houding

Groep 1 uitleg

Groep 2 holmwood

Groep 3 project

houding

Groep 1 holmwood

Groep 2 project

Groep 3 uitleg

houding

Groep 1 project

Groep 2 uitleg

Groep 3 holmwood

Leerdoel 4

Ik kan de juiste woordvolgorde toepassen in een Engelse zin 

Woordvolgorde

Word order-Woordvolgorde

Woordvolgorde is de manier waarop een Engelse zin opgebouwd is uit woorden.

Je houdt een bepaalde volgorde aan van verschillende woorden en daar vorm je een correcte Engelse zin mee.

Word order : wat moet je weten

Wie-doet- wat-waar-wanneer

OW- WW- LV- plaats- tijd

Wie-doet-wat-waar-wanneer

He had a drink at the pub last night

Plaats en tijd zet je meestal aan het einde van de zin 

( de tijd mag ook vooraan, behalve bij vraagzinnen)

We went to school yesterday

Yesterday we went to school

ezelsbruggetje 

PieT

plaats voor tijd

I - an - old lady - helped- at the train station - yesterday.

to the cinema - love - I - going.

Naomi - me - with my homework - yesterday - helped.

I - like - don't -this colour.

She'll - here - tomorrow - be

flirts - with girls - all the time - he

bought - I - last month - a new phone

Woordvolgorde vragende zin

1. Who/what/which in de zin?
Vooraan zetten en ww erachter.
2. Vorm van to be in de zin?
vorm van to be vooraan zetten.
3. Ander hulpww in de zin?
Hulp ww vooraan.

Woordvolgorde vraagzin

4. Geen van deze opties hierboven?
Begin de vraag met do/does (tegenwoordige tijd)
of
did (verleden tijd)
Daarna komt het hele werkwoord.

Voorbeelden vraagzinnen

Who is your idol?
Are you a good student?
Will he ever know the truth?
Do you live in England?
Does he like chocolate?
Did you go to school yesterday?

Bijwoorden van frequentie

always = altijd
never = nooit
sometimes = soms
usually = gewoonlijk (meestal)
often = vaak
rarely = zelden

Waar staan ze in de zin?

Deze woorden geven aan hoe vaak iets gebeurt.
1. Ze staan vaak voor het werkwoord.

I always get nervous before a concert.
You often go to the cinema.
We never play tennis.

Waar staan ze in de zin?

Een bijwoord staat altijd voor het werkwoord, behalve...
als het werkwoord een vorm van 'to be' is:
am/are/is/was/were

I am always late for school.

Zet rarely in deze zin:
We go to a museum.

Zet 'often' in deze zin.
We are doing our homework.

Bingo!!!