Fictie les 1 Havo 3

Donderdag 20 augustus
Je leert een verhaal analyseren aan de hand van de gebruikte soort spanning. 

Je leert jezelf vragen te stellen bij een verhaal. 

1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Donderdag 20 augustus
Je leert een verhaal analyseren aan de hand van de gebruikte soort spanning. 

Je leert jezelf vragen te stellen bij een verhaal. 

Slide 1 - Diapositive

timer
1:00
Waar denk jij aan bij fictie?

Slide 2 - Carte mentale

timer
1:00
Als je een boekverslag moet maken, welke onderdelen zet je daar vaak in?

Slide 3 - Carte mentale

Theorie 
Niet alles in een verhaal is meteen duidelijk. Sommige plekken roepen vragen op. Dit noem je open plekken

Open plekken zorgen voor spanning. Soms wordt je vraag meteen beantwoord, soms pas later en soms ook helemaal niet. 

De afstand tussen de open plek (de vraag) en de invulling ervan (het antwoord) noem je een spanningsboog. Er kan sprake zijn van een korte of lange spanningsboog 

Slide 4 - Diapositive

We lezen het verhaal De zelfzuchtige reus van Oscar Wilde. Bedenk zo veel mogelijk vragen en noteer ze.

Slide 5 - Carte mentale

Elk verhaal speelt zich af in een bepaalde ruimte. Hier: de tuin van reus. Soms is een ruimte symbolisch. Plaatsen, voorwerpen, weersomstandigheden en seizoenen staan dan ergens voor. De „muren‟kunnen bijvoorbeeld staan voor het egoïsme van de reus; de „tuin‟voor zijn hart, waarin hij wel of geen mensen toelaat. Waarvoor staan hier de ‘winter’ en waarvoor de ‘lente’?

Slide 6 - Question ouverte

Sprookjes hebben vaak een moraal. Goed gedrag wordt in dit soort verhalen beloond, slecht gedrag gestraft. Je kunt er dus iets van leren. Wat is de moraal van dit verhaal?

Slide 7 - Question ouverte

Het jongetje neemt de reus mee naar het paradijs. Dat paradijs verwijst naar een plaats uit de bijbel. Dit noemen we ook wel intertekstualiteit.
Naar wie verwijst, denk je, het kleine jongetje zelf

Slide 8 - Question ouverte

Wat is de hamvraag van dit verhaal? Welk(e) antwoord(en) heb je op deze vraag? Leg uit.

Slide 9 - Question ouverte

Dit heb ik geleerd over open plekken bij fictie.

Slide 10 - Carte mentale