Spreekwoorden verbeeld

1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
Beeldende vormingVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Hij heeft een klap van de molen gehad.

Slide 2 - Diapositive

Tegen een muur praten.
Hij ziet ze vliegen.
Tegen de lamp, lopen.
Alle gekheid op een stokje.

Slide 3 - Question de remorquage

De kaas

Slide 4 - Diapositive


Welk spreekwoord zie je hier?

En wat is de betekenis?
A
Zich de kaas niet van het brood laten eten.
B
Ergens geen kaas van gegeten hebben.
C
Hij heeft geen idee.
D
Hij komt voor zichzelf op.

Slide 5 - Quiz

Het weer

Slide 6 - Diapositive

Het regent pijpenstelen 


Welke woorden zou jij gebruiken om te zeggen dat het heel slecht weer is? 

Slide 7 - Diapositive

Slecht weer.

Slide 8 - Carte mentale

Na regen komt zonneschijn.
Achter de wolken schijnt de zon

Slide 9 - Diapositive

Betekenen de spreekwoorden hetzelfde?

Wat wordt er mee bedoeld?

Slide 10 - Question ouverte

Het water

Slide 11 - Diapositive

Boven water komen.

Wat kan dat betekenen?

Slide 12 - Question ouverte

Van water wordt je blij.
Als twee druppels water.
Je ziet nooit één druppel.
Het water loopt weg.

Slide 13 - Question de remorquage

Slide 14 - Diapositive

Oude koeien uit de sloot halen.

Wat betekent dat?
A
Koeien zijn dom.
B
Leuke herinneringen ophalen.
C
Praten over vervelende dingen uit het verleden.
D
Een vriend opzoeken.

Slide 15 - Quiz

Het hoofd boven water houden.
Het hoofd hangen.

Slide 16 - Diapositive

De spreekwoorden beteken bijna hetzelfde.
Wat is het verschil?

Slide 17 - Question ouverte


Dat ging maar net goed.
A
Iets voor de boeg hebben.
B
Kantje boord.
C
Een oogje in het zeil houden.
D
Het roer omgooien.

Slide 18 - Quiz


Je best doen.
A
Met iemand in zee gaan.
B
Alle zeilen bijzetten.
C
Aan de bak.
D
Van streek zijn.

Slide 19 - Quiz


Te laat zijn voor iets.
A
Een viswijf.
B
Naar iets vissen.
C
Achter het net vissen.
D
Naar iets vissen.

Slide 20 - Quiz

De bloemen

Slide 21 - Diapositive

De bloemetjes buiten zetten.
Slapen als een roos.
Een schot in de roos.
Het leven gaat niet over rozen.

Slide 22 - Question de remorquage

Spreek woorden met appels 

Slide 23 - Diapositive

Wat betekent
De appel valt niet ver van de boom?

Slide 24 - Question ouverte

Slide 25 - Diapositive

Welk spreekwoord zie je hier?
A
Een appel is net als thee.
B
Fruit en water, goed voor de dorst.
C
Beter groot fruit dan water.
D
Een appel voor de dorst.

Slide 26 - Quiz

Een appeltje voor de dorst.

Dat betekent………
A
Als je dorst hebt je beter een appel kan eten.
B
Geld sparen voor een later moment.

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Diapositive

Wat betekent
Appels met peren vergelijken?
A
Elk fruit is gezond.
B
Appels en peren wegen even veel.
C
Iets vergelijken wat niet het zelfde is.
D
Je ziet nu alleen het verschil.

Slide 29 - Quiz

Spreekwoorden met dieren

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive


De hond in de pot vinden.
A
Te laat zijn voor het eten.
B
De waarheid komt boven.
C
Dat was makkelijk.
D
Doen alsof er geen gevaar is.

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Diapositive


Kat in’t bakkie.
A
Te laat zijn voor het eten.
B
De waarheid komt boven.
C
Dat was makkelijk.
D
Doen alsof er geen gevaar is.

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Diapositive


Je kop in het zand steken.
A
Te laat zijn voor het eten.
B
De waarheid komt boven.
C
Dat was makkelijk.
D
Doen alsof er geen gevaar is.

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Diapositive


Nu komt de aap uit de mouw.
A
Te laat zijn voor het eten.
B
De waarheid komt boven.
C
Dat was makkelijk.
D
Doen alsof er geen gevaar is.

Slide 38 - Quiz

Wie wil er een patatje?

Slide 39 - Diapositive

Nou dat kun je mooi op je buik schrijven. 

Slide 40 - Diapositive

Bedankt

Ik hoop dat jullie het leuk vonden.

Slide 41 - Diapositive