H2 Spelling ww: Engelse werkwoorden

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we deze les doen?

  • Wat weet je al over Engelse werkwoorden?
  • Uitleg Spelling ww  H2 - Engelse werkwoorden
  • Zelf aan de slag! 

Slide 2 - Diapositive

Huiswerk
Dinsdag 24 januari:
Spelling ww H2: opdr. 1 t/m 5
Spelling ww H3: opdr. 1 t/m 6

Vrijdag 27 januari:
Toets Spelling (+ww) H1-3






Slide 3 - Diapositive

Doel van deze les:
  • Ik kan Engelse werkwoorden correct spellen.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Lien

Welke Engelse werkwoorden gebruiken we vaak?

Slide 6 - Question ouverte

 H2 Spelling WW - Engelse werkwoorden
Zo spel je Engelse werkwoorden:
  • De ik-vorm maak je meestal door -en van het werkwoord af te halen (speechen-speech)
  • Als het woord in het Engels aan het eind een dubbele medeklinker heeft, schrijven we in het Nederlands een enkele medeklinker (softballen-softbal)
  • In de tegenwoordige tijd enkelvoud schrijf je de ik-vorm of de ik-vorm+t
  • In de verleden tijd en bij het voltooid deelwoord gebruik je 't sexy fokschaap

Slide 7 - Diapositive

(Engelse werkwoorden)
Zij hebben (volleyballen)
A
gevolleybald
B
gevolleyballd

Slide 8 - Quiz

Spelling Engelse werkwoorden
Bij de meeste werkwoorden  werkt het hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.

Slide 9 - Diapositive

Engelse werkwoorden

Jij (deleten-tt)
A
deletet
B
delet
C
deletete
D
delete

Slide 10 - Quiz

Spelling Engelse werkwoorden
Maar let wel op de uitspraak.

Slide 11 - Diapositive

Engelse werkwoorden

Ik heb al die oude contacten (vd)


A
gedelete
B
gedeleted
C
gedeletet

Slide 12 - Quiz

Spelling Engelse werkwoorden
Bij werkwoorden die uit het Engels komen, gebruik je de Nederlandse regels voor spelling.

joggen - ik jog - hij jogt - hij jogde - hij heeft gejogd
downloaden - ik download - hij downloadt - hij downloadde - hij heeft gedownload
gamen - ik game - hij gamet - hij gamede - hij heeft gegamed

Slide 13 - Diapositive

(Engelse werkwoorden)
Hij (racen-vt)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 14 - Quiz

Spelling Engelse werkwoorden
Bij de verleden tijd luister je naar de laatste klank.
Hoor je een s-klank, dan schrijf je in de verleden tijd een -t.

racen - ik race - hij racet - hij racete - hij heeft geracet
smashen - ik smash - hij smasht - hij smashte - hij heeft gesmasht

Slide 15 - Diapositive

Engelse werkwoorden

Hij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 16 - Quiz



Persoonsvorm         > T.T.
                                       

                                        > V.T.

Geen persoonsvorm   >    voltooid deelwoord ('t Kofschip)
                                           >    bijvoeglijk naamwoord (zo kort mogelijk)
                                           >    onvoltooid deelwoord ( hele ww + -d)
                                           >    gebiedende wijs (ik-vorm)
                                           >    infinitief (hele ww)











1. Ik of jij/je erachter = ik-vorm
2. ev: jij/hij/zij/het = ik-vorm + t
3. mv: wij/jullie/zij = hele werkwoord
Sterke werkwoorden: veranderen van klank 
Zwakke werkwoorden: ik-vorm + te(n)/de(n)

Slide 17 - Diapositive

Aan de slag!
Maak H2 - Spelling ww: opdr 1-5.
Je mag dit samen doen, maar overleg zachtjes.
Werk uit het boek!

Klaar? 
Werk verder aan de e-mail, lees verder uit je leesboek of ga alvast leren.
timer
20:00

Slide 18 - Diapositive

Huiswerk
Vrijdag 20 januari:
Spelling ww H2: opdr. 1 t/m 5
Spelling ww H3: opdr. 1 t/m 6

Vrijdag 27 januari:
Toets Spelling (+ww) H1-3






Slide 19 - Diapositive