Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Waar denk je dat deze les over gaat?
Slide 2 - Question ouverte
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Kies 3 woorden uit en type 1 zin waarin je deze woorden gebruikt. Kies uit: weer, weerbericht, regen, sneeuw, Celcius, windkracht, neerslag, zonneschijn, temperatuur
Slide 5 - Question ouverte
Slide 6 - Diapositive
Wat zie je op de afbeelding op bladzijde 73?
Slide 7 - Question ouverte
Wat kun je met dit instrument meten?
A
Wat voor weer het wordt: gaat het regen of gaat de zon schijnen
B
Hoe warm het is
C
Hoeveel regen er gaat vallen
D
Welke kant ik op moet lopen
Slide 8 - Quiz
Waar kun je dit instrument gebruiken?
A
Binnen
B
Buiten
C
Binnen en Buiten
Slide 9 - Quiz
Met welke instrumenten kun je nog meer het weer bepalen? Sleep de woorden naar het goede vak.
Wel: Niet:
Weegschaal
Windvaan
Thermometer
Regenmeter
Slide 10 - Question de remorquage
Slide 11 - Vidéo
Welk weer kun je beter bepalen?
A
Weer op langer termijn
B
Weer op korter termijn
Slide 12 - Quiz
Nu gaan we zelf een weerkaart aflezen... Kijk je mee?
Slide 13 - Diapositive
Hoeveel graden is het donderdag in Overrijssel gemiddeld?
Slide 14 - Question ouverte
Vanuit welke richting kwam de wind op vrijdag?
Noord, Oost, Zuid of West
Slide 15 - Question ouverte
Welke weer en neerslag was er woensdag in Zeeland?
Slide 16 - Question ouverte
Slide 17 - Diapositive
Waardoor wordt het weer bepaald?
Slide 18 - Carte mentale
Gespreksvraag:
Hoe komt het dat een weerbericht niet altijd klopt?
Slide 19 - Diapositive
Opdr. 1: Welke weerberichten horen bij deze foto?
Slide 20 - Question ouverte
Opdr. 1: Welke weerberichten horen bij deze foto?
Slide 21 - Question ouverte
Opdr. 1: Welke weerberichten horen bij deze foto?
Slide 22 - Question ouverte
Opdr. 2: Welk weerbericht is het nauwkeurigst?
A
Voor de volgende dag
B
Voor de komende 3 dagen
C
Voor de hele week
Slide 23 - Quiz
Slide 24 - Diapositive
Opdr. 3: Hoe werkt een zonneschijn-autograaf?
A
Als een microscoop
B
Als een aansteker
C
Als een brandglas
Slide 25 - Quiz
Opdr. 4: Wanneer scheen de zon bij de middelste?
A
Van 11:00 uur tot 17:00 uur
B
Van 07:00 uur tot 17:00 uur
C
Van 10:00 uur tot 15:00 uur
Slide 26 - Quiz
Opdr. 5: Hoeveel graden is het op de thermometer?
A
9 graden Celsius
B
-5 graden Celsius
C
19 graden Celsius
Slide 27 - Quiz
Hoeveel
Slide 28 - Diapositive
Opdr. 6: Naar welke kant kijkt deze haan bij een Noorderwind?
A
Naar het Noorden
B
Naar het Zuiden
Slide 29 - Quiz
Opdr. 7: Welke temperatuur is het HOOG in de lucht bij natte sneeuw die niet blijft liggen?
A
onder 0 graden
B
boven 0 graden
Slide 30 - Quiz
Opdr. 7: Welke temperatuur is het VLAK BOVEN DE GROND als er hagel is die lang blijft liggen?
A
onder 0 graden
B
boven 0 graden
Slide 31 - Quiz
Opdr. 7: Welke temperatuur is het VLAK BOVEN DE GROND als er sneeuw is die lang blijft liggen?
A
onder 0 graden
B
boven 0 graden
Slide 32 - Quiz
Welke begrippen heb je vandaag geleerd?
Slide 33 - Carte mentale
Typ in 2 zinnen: Wat heb jij vandaag geleerd in deze les over het weer?