2h wk 42 Tekstverbanden en signaalwoorden (1)

Welkom 2h
Aan het einde van deze les:
- ... weet je wat tekstverbanden zijn
- ... kun je het chronologisch. concluderend, opsommend, tegenstellend en toelichtend verband herkennen in een tekst adhv bijbehorende signaalwoorden.

1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom 2h
Aan het einde van deze les:
- ... weet je wat tekstverbanden zijn
- ... kun je het chronologisch. concluderend, opsommend, tegenstellend en toelichtend verband herkennen in een tekst adhv bijbehorende signaalwoorden.

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
  • Uitleg tekstverbanden
  • Oefenen in duo's
  • Oefenen in het boek
  • Afronden 




Slide 2 - Diapositive


Tekstverbanden en signaalwoorden





Slide 3 - Diapositive

Zet in de juiste volgorde (a-d)
Verwissel twee verschillende bankbiljetten
Een goochelaar verwisselt twee verschillende bankbiljetten op magische wijze van plaats. Jij kunt het ook leren.
a. Rol de bankbiljetten zo op, dat je het biljet van 5 euro nog een extra keertje kunt ronddraaien.
b. Rol ze ten slotte weer uit elkaar en kijk: nu ligt het biljet van 5 euro bovenaan, en dat 10 onderaan.
c. Eerst leg je de twee bankbiljetten op elkaar. Het biljet van 5 ligt onderaan, en dat van 10 bovenaan.
d. Daarna rol je de twee biljetten samen op. Maar let op! 

Slide 4 - Diapositive

Zet in de juiste volgorde (a-d)
Verwissel twee verschillende bankbiljetten
Een goochelaar verwisselt twee verschillende bankbiljetten op magische wijze van plaats. Jij kunt het ook leren.
c. Eerst leg je de twee bankbiljetten op elkaar. Het biljet van 5 ligt onderaan, en dat van 10 bovenaan.
d. Daarna rol je de twee biljetten samen op. Maar let op! 
a. Rol de bankbiljetten zo op, dat je het biljet van 5 euro nog een extra keertje kunt ronddraaien.
b. Rol ze ten slotte weer uit elkaar en kijk: nu ligt het biljet van 5 euro bovenaan, en dat 10 onderaan.

Op welke woorden heb je gelet om dat te bepalen?

Slide 5 - Diapositive

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 6 - Diapositive

ZONDER TEKSTVERBANDEN

Is je tekst niet zo stevig... 



Slide 7 - Diapositive

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

je de tekst

beter begrijpt, omdat ze structuur geven aan de tekst.


Slide 8 - Diapositive

SIGNAALWOORDEN

Aan een

signaalwoord

zie je met

welk tekstverband

je te maken hebt.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Tegenstellend verband
Er worden tegenovergestelde zaken genoemd:

Zij heeft een nieuwe iPad, maar Jaap heeft een ander Samsung tablet.

Signaalwoorden: maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel,  enz.

Slide 11 - Diapositive

Chronologisch verband
Een chronologisch verband geeft de tijdsvolgorde van gebeurtenissen aan.

Vroeger hield ik nooit van wandelen, nu ben ik er dol op.

Signaalwoorden: Nu, straks, toen, morgen, daarna etc. 
Voorbeeld:


Slide 12 - Diapositive

Opsommend verband
In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd.

Ik moet vandaag mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen." 

Signaalwoorden: ten eerste, bovendien, niet alleen, verder, (,) en, ook

Slide 13 - Diapositive

Toelichtend verband
In een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Ik ben gek op taarten, zoals appel- of perentaart.

Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou

Slide 14 - Diapositive

Concluderend verband
In een concluderend verband wordt er een conclusie getrokken op basis van eerder gegeven informatie.

Al met al kunnen we stellen dat deze game echt een aanrader is.

Signaalwoorden: al met al, concluderend, daarom, dat houdt in, dus

Slide 15 - Diapositive

Oefenen in duo's
Welk soort verband hebben de volgende zinnen? Kies uit: chronologisch, opsommend, tegenstellend, toelichtend, of concluderend.
Schrijf daarnaast het signaalwoord op

1. Mijn broertje wil graag een ijsje, een stuk taart, een glas cola en een stuk pizza. 
2. Hoewel Mara niet had geleerd voor haar toets, haalde ze toch een voldoende. 
3. Door al die extra kosten kan ik dus niet op vakantie dit jaar. 
4. Voordat Theo  besloot dokter te worden, zat hij in het leger. 
5. Ik had graag piloot willen worden, maar ik heb een flinke oogafwijking.
6. Niet iedereen houdt van lezen. Mijn buurman kijkt bijvoorbeeld liever films. 

Slide 16 - Diapositive

Oefenen in duo's
Welk soort verband hebben de volgende zinnen? Kies uit: chronologisch, opsommend, tegenstellend, toelichtend, of concluderend.
Schrijf daarnaast het signaalwoord op

1. Mijn broertje wil graag een ijsje, een stuk taart, een glas cola en een stuk pizza. (opsommend)
2. Hoewel Mara niet had geleerd voor haar toets, haalde ze toch een voldoende. (tegenstellend)
3. Door al die extra kosten kan ik dus niet op vakantie dit jaar. (concluderend)
4. Voordat Theo  besloot dokter te worden, zat hij in het leger. (chronologisch)
5. Ik had graag piloot willen worden, maar ik heb een flinke oogafwijking. (tegenstellend)
6. Niet iedereen houdt van lezen. Mijn buurman kijkt bijvoorbeeld liever films. (toelichtend)

Slide 17 - Diapositive

Aan de slag - Cursus 1 Meer dan Lezen
Wat: Paragraaf 2 Tekstverbanden (1) opdracht 1
Hoe: Zelfstandig
Nodig: boek, schrift, pen
Tijd: 10 min
Hulp: docent 
Geluid: heel zachtjes overleggen mag
Klaar: Lees in je boek of maak opdracht 2 
Na 10 minuten bespreken we opdracht 1
timer
8:00

Slide 18 - Diapositive

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 19 - Carte mentale

Heb je nog een vraag over deze les?

Slide 20 - Carte mentale

Afronden
Aan het einde van deze les:
- ... weet je wat tekstverbanden zijn
- ... kun je het chronologisch. concluderend, opsommend, tegenstellend en toelichtend verband herkennen in een tekst adhv bijbehorende signaalwoorden.


Slide 21 - Diapositive

OPSOMMEND VERBAND
- ook dots  geven een opsommend verband aan
- ook getallen geven een opsommend verband aan

Slide 22 - Diapositive

Opsommend verband
  • Signaalwoorden voor opsomming zijn:
  • eerst
  • dan
  • daarna
  • vervolgens
  • tenslotte
  • en, ook

Slide 23 - Diapositive

Een tegenstelling
Woorden die elkaars tegenovergestelde zijn, noem je een tegenstelling.
Signaalwoorden als:
 echter, toch, maar, daarentegen en hoewel
helpen om een tegenstelling te vinden in de zin.

Slide 24 - Diapositive

tegenstelling

Slide 25 - Diapositive

Voorbeeld

Slide 26 - Diapositive

Hoe zoek je een voorbeeld?
Als je de betekenis van een woord niet weet, kijk dan naar een voorbeeld.
Je vindt een voorbeeld door:
  •  Signaalwoorden/verbindingswoorden die een voorbeeld aangeven: 
zoals, als, bijvoorbeeld en een voorbeeld van.
  • Tussen haakjes, komma's of streepjes
Joris is gek op watersporten(kanoën, surfen)
  • Na een dubbele punt vind je soms een voorbeeld.
In een orkest vind je veel blaasinstrumenten: trompet, hoorns, dwarsfluiten.

Slide 27 - Diapositive

DOEL HS 4


- je kunt met behulp van signaalwoorden de tekstverbanden

tijdsvolgorde (chronologie),  oorzaak-gevolg en voorwaarde in een tekst herkennen en begrijpen

verbanden en signaalwoorden

Slide 28 - Diapositive

In de volgende slides krijg je uitleg en voorbeelden over de tekstverbanden


  • tijdsvolgorde (chronologie)
  • oorzaak en gevolg
  • voorwaarde

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Welk tekstverband herken je?
Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je de kaart en vervolgens kun je inchecken en naar je werk reizen.
A
tijdsvolgorde (chronologie)
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde

Slide 36 - Quiz

Welke drie signaalwoorden voor tijdsvolgorde zie je in de zin:

Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je de kaart en vervolgens kun je inchecken en naar je werk reizen.

Slide 37 - Question ouverte

Welk tekstverband herken je?

Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.
A
tijdsvolgorde (chronologie)
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde

Slide 38 - Quiz

Welk signaalwoord voor oorzaak-gevolg herken je in de zin:

Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.

Slide 39 - Question ouverte

Wat is de oorzaak in de zin:

Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.

Slide 40 - Question ouverte

Wat is het gevolg in de zin:

Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.

Slide 41 - Question ouverte

Welk tekstverband herken je?

Als Samira een goed verslag schrijft, krijgt zij een hoog cijfer.
A
tijdsvolgorde (chronologie)
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde

Slide 42 - Quiz

Welk signaalwoord voor volgorde herken je in de zin:

Als Samira een goed verslag schrijft, krijgt zij een hoog cijfer.

Slide 43 - Question ouverte

Oefenen in duo's
Welk soort verband hebben de volgende zinnen? Kies uit: chronologisch, opsommend, tegenstellend, toelichtend, voorwaardelijk of oorzakelijk.
Schrijf daarnaast het signaalwoord op

1. Mijn broertje wil graag een ijsje, een stuk taart, een glas cola en een stuk pizza. 
2. Hoewel Mara niet had geleerd voor haar toets, haalde ze toch een voldoende. 
3. Ten gevolge van het nare ongeluk, kon Jannie haar opleiding niet afmaken. 
4. Voordat Theo  besloot dokter te worden, zat hij in het leger. 
5. Doordat Celine drie keer in de Space Mountain ging werd zij heel misselijk. 
6. Niet iedereen houdt van lezen. Mijn buurman kijkt bijvoorbeeld liever films. 
7. Ik mag van mijn moeder mee naar dat feest, mits jouw oudere broer ook meegaat. 
8. Als ik flink ga sparen, dan heb ik straks genoeg geld om na mijn examens een jaar rond te kunnen reizen.

Slide 44 - Diapositive

Exit Ticket:
1. Noem iets dat je deze les hebt geleerd?

Slide 45 - Question ouverte

Exit Ticket:
2. Welke vraag heb je nog en zou je volgende les graag het antwoord op willen?

Slide 46 - Question ouverte

3. Wat vond je goed gaan in deze les?

Slide 47 - Question ouverte

4. Wat kan er de volgende keer beter?

Slide 48 - Question ouverte

DOEL


- je kunt met behulp van signaalwoorden zes soorten tekstverbanden in een tekst herkennen en begrijpen

verbanden en signaalwoorden

Slide 49 - Diapositive

Huiswerk
Maak Lezen HS 4 opdracht 2 tm 4
Bereid de presentatie voor


Volgende les:
Herhaling stof HS 1 tm 4 Lezen
Oefentoets

Slide 50 - Diapositive