2.e schrijfopdracht

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

2.e schrijfopdracht

Programma

-Huiswerk nakijken + controleren	10 min
-Herhalen verhaallijn	10 min
-Herhalen tijd en ruimte	10 min
-Schrijfopdracht -Zelfstandig werken	10 min 30 min

Leerdoelen

Wat behandelen we vandaag?

• Ik weet op welke manier dialogen worden weergegeven in romans.
• Ik kan dialooglabels zelf herkennen en gebruiken.
• Ik kan beoordelen welke functie een dialoog in een verhaal kan hebben.
• Ik kan zelf een fictieve dialoog schrijven.

Huiswerk controleren + nakijken

Open je schrift. 

Ga naar Google Classroom. 

In de map "Nederlands h3u" vind je een kopje met "Antwoorden". 

Daarin staan de antwoorden van vorige les. 

Kijk je gemaakte opdrachten na.  

Wat is een plot?

Wat is een gesloten eind en wat is een open eind?

Plot, tijd en ruimte

Plot --> een aaneenschakeling van gebeurtenissen die samen een geschiedenis vertellen.

Gesloten eind --> als alle losse eindjes in een verhaal opgelost worden en het verhaal afgerond wordt. 

Open eind --> als je aan het eind nog met allerlei vragen blijft zitten.

Terugblik --> flashback. 

Vooruitblik --> flashforward. 

Tijdsversnelling / tijdssprongen --> in één zin is er veel tijd voorbij. 

Vertragen --> heel lang en uitgebreid schrijven. 

Schrijfopdracht

In een graphic novel of strip maken tekstballonnetjes duidelijk wie er aan het woord is. Romanschrijvers hebben ook manieren om gesprekken tussen personages (dialogen) weer te geven. Je gaat een scéne met een dialoog schrijven tussen twee zelfbedachte personages. 

Oefeningen

Wie?	Zelfstandig.
Wat?	HAVO: hoofdstuk 2, paragraaf E, opdracht 1-10. VWO: hoofdstuk 2, paragraaf E, opdracht 1-8.
Hoe?	HAVO: oefenboek blz 42-43. VWO: oefenboek blz 44-45.
Hulp?	Docent.
Tijd?	Tot 9:45
Uitkomst?	Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?	Zie studiewijzer volgende week.

Welke leerdoelen beheers je nu?

Deze leerdoelen beheers ik nu al

Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.

Ik weet op welke manier dialogen worden weergegeven in romans.

Ik kan dialooglabels zelf herkennen en gebruiken.

Ik kan zelf een fictieve dialoog schrijven.

Ik kan beoordelen welke functie een dialoog in een verhaal kan hebben.