Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
lesdoel vorige les
Formuleerfouten herhalen zodat
je ze kan herkennen
en verbeteren
Slide 2 - Diapositive
Formuleerfouten herkennen
Wat is het nut?
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
A
tautologie
B
dubbele ontkenning
C
incongruentie
D
contaminatie
Slide 5 - Quiz
A
contaminatie
B
onjuist verwijswoord
C
foutieve samentrekking
D
onjuiste inversie
Slide 6 - Quiz
A
onjuist begrenzen
B
onjuist verwijzen
C
onjuiste inversie
D
wat gaat er eigenlijk wel goed?
Slide 7 - Quiz
nakijken 4
Slide 8 - Diapositive
nakijken 4
Slide 9 - Diapositive
nakijken 3.1-5, 7, 10, 11, 15, 19, 20
Slide 10 - Diapositive
nakijken 3.1-5, 7, 10, 11, 15, 19, 20
Slide 11 - Diapositive
nakijken 7, 10
7 3 incongruentie: zullen → zal
Verbetering:
De uitslag van de enquêtes over de arbeidsomstandigheden die op vele scholen gehouden zijn, zal bekend worden gemaakt in het AOb-blad.
10 4 dat/als-constructie
Verbetering:
Voorstanders van een verbod op goksites zijn van mening dat jongeren snel een verslaving ontwikkelen als ze op internet gaan gokken.
Slide 12 - Diapositive
nakijken 11, 15
11 1.5 dubbele ontkenning: ontmoedigt + niet (langer)
Verbetering: De extreem lage rente moedigt veel trouwe spaarders aan om niet langer geld op de bank te zetten, maar te beleggen in veilige obligaties.
15 5 foutieve samentrekking: ‘keek’ heeft niet beide keren dezelfde betekenis
Verbetering: De gescheiden man keek vooral uit naar nieuwe relaties, maar keek daardoor nauwelijks om naar zijn kinderen.
(‘De gescheiden man’ mag je wel samentrekken.)
Slide 13 - Diapositive
nakijken 19, 20
19 6 foutieve beknopte bijzin
Verbetering: Toen hij door Finnmarken zwierf, bleken de meteorietkraters voor Alfred niet eenvoudig te vinden. Of: Zwervend door Finnmarken kon Alfred de meteorietkraters niet zo eenvoudig vinden.
20 2.1 onjuist verwijswoord: dat → wat
Verbetering: Het beste wat je na zo’n inbraak kunt doen, is de politie bellen en aangifte doen.
Slide 14 - Diapositive
Formuleren
correct -> aantrekkelijk
Slide 15 - Diapositive
Aantrekkelijk formuleren
aanwijzingen voor het woordgebruik
aanwijzingen voor de zinsbouw
het gebruik van uitdrukkingen
het gebruik van beeldspraak
het gebruik van stijlfiguren
Slide 16 - Diapositive
aanwijzingen voor het woordgebruik
gebruik geen lange woorden
schrijf geen 'moeilijke' woorden over uit bronnen
vermijd deftige of formele woorden
schrijf alleen afkortingen van woorden die je uitspreekt als afkorting
varieer in woordkeus (synoniemen/verwijswoorden)
Slide 17 - Diapositive
Aan de slag!
We maken samen opdracht 1.
Opdracht 2 en 3 is huiswerk.
Slide 18 - Diapositive
nakijken
maak van opdracht 3 de volgende zinnen:
1, 2, 3, 4, 5, 7, 10, 11, 15, 19, 20
Slide 19 - Diapositive
Waarom leren jullie om aantrekkelijk te formuleren?