Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 120 min
Éléments de cette leçon
Thema 8 Gedrag
Slide 1 - Diapositive
8.1 Wat is gedrag
Je kan omschrijven wat gedrag is en hoe gedrag wordt bestudeerd.
Slide 2 - Diapositive
Wat is gedrag?
Slide 3 - Question ouverte
Ethologie
Ethologie = gedragsbiologie (onderzoek naar gedrag)
Ethologen zijn gedragsbiologen
Hele bekende ethologen:
- Nico Tinbergen
- Konrad Lorenz
- Frans de Waal
Slide 4 - Diapositive
Wat is gedrag?
Gedrag is alles wat je doet
Bestaat uit verschillende handelingen
Een handeling is een respons op een prikkel.
Slide 5 - Diapositive
Studie van gedrag = ethologie
Ethologie = studie van gedrag
Bij gedragsonderzoek is het belangrijk dat je:
Objectief bent
Alleen feiten benoemt
Je eigen mening achterwegen laten
Slide 6 - Diapositive
Ethologie
Bij gedragsonderzoek (ethologie) wordt er gebruik gemaakt van een ethogram en een protocol.
Ethogram: een beschrijving van de handelingen van een dier.
Protocol: een lijst met opeenvolgende handelingen van het dier.
Hoe vaak komt een handeling voor?
Hoelang duurt een handeling?
Is er een bepaalde volgorde van de handelingen?
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Vidéo
Gedragsketen
Gedragsketen: Als gedrag uit een serie handelingen in een vaste volgorde bestaat
Vaak te zien bij paringsgedrag(balts).
Slide 9 - Diapositive
8.2 Oorzaken van gedrag
Je kunt beschrijven waardoor gedrag wordt veroorzaakt en hierbij sleutelprikkels en supranormale prikkels onderscheiden.
Slide 10 - Diapositive
Oorzaken van gedrag
Gedrag kan worden opgewekt door:
Inwendige prikkels (motivatie)
Uitwendige prikkels
Inwendige prikkel wordt ook wel motivatie genoemd.
De motivatie bepaald of het gedrag wel of niet wordt vertoond.
Slide 11 - Diapositive
Uitwendige prikkels
Inwendige prikkels
licht
kou
dorst
geur
geluid
honger
spierpijn
hormonen
Slide 12 - Question de remorquage
Prikkels
Sleutelprikkel: Een prikkel waarop altijd hetzelfde gedrag volgt.
Supranormaleprikkel: Een overdreven sleutelprikkel, is effectiever in het veroorzaken van het gedrag dan een sleutelprikkel.
Slide 13 - Diapositive
Sleutelprikkel
Een sleutelprikkel is een prikkel die een doorslaggevende rol speelt bij gedrag
Slide 14 - Diapositive
sleutelprikkel
Slide 15 - Diapositive
supranormale prikkel
Slide 16 - Diapositive
Supranormale prikkel
Slide 17 - Diapositive
Een sleutelprikkel:
A
Leidt altijd naar hetzelfde gedrag.
B
Leidt naar meerdere mogelijkheden qua gedrag.
C
Leidt naar aangeleerd gedrag.
D
Leidt naar aangeboren gedrag.
Slide 18 - Quiz
8.3 Aangeboren en aangeleerd gedrag
Je kunt de factoren noemen waardoor gedrag wordt bepaald en je kunt verschillende vormen van leren beschrijven.
Slide 19 - Diapositive
Aangeboren of aangeleerd
Aangeboren gedrag -> erfelijke factoren, ook wel instinct.
Aangeleerd gedrag -> gedrag door leerprocessen.
Er zijn verschillende manieren om te leren:
Gewenning
Inprenting
Trial and error
Conditionering
Slide 20 - Diapositive
Aangeboren of aangeleerd
Gewenning: Het aan of afleren van een prikkel door herhaling.
Inprenting: Hierbij wordt er in een korte periode(gevoelige periode) gedrag aangeleerd.
Trial and error: Leren door te doen of ervaren.
Slide 21 - Diapositive
Aangeboren of aangeleerd
Conditionering: Aanleren van gedrag met behulp van beloning of straf.
Russische onderzoeker pavlov.
Het koppelen van een natuurlijke prikkel met een kunstmatige prikkel.
https://www.youtube.com/watch?v=cBdEEzZvOYk
Slide 22 - Diapositive
Vorming van gedrag
Gedrag bestaat uit
Erfelijk gedrag(aangeboren)
Aangeleerd gedrag
Nieuw gedrag
Gedrag = mix van aangeboren,
aangeleerd en eventueel
nieuw gedrag
Slide 23 - Diapositive
Aangeboren gedrag
Aangeleerd gedrag
Slide 24 - Question de remorquage
Aangeboren
Aangeleerd
Manieren
Zwemmen
Lachen
Huilen
Liegen
Lezen
Duimzuigen
Slide 25 - Question de remorquage
Hieronder staan voorbeelden van gedrag.
Is er sprake van aangeboren of aangeleerd gedrag?
aangeboren gedrag
aangeleerd gedrag
Een baby zuigt melk bij de moeder.
Een hond zwemt.
Een kat gebruikt een kattenluikje om naar binnen en naar buiten te gaan.
Een kat rent achter een muis aan.
Een meisje speelt gitaar.
Een papegaai zegt "hallo".
Slide 26 - Question de remorquage
8.4 Sociaal gedrag
Je kunt verschillende typen sociaal gedrag onderscheiden
Slide 27 - Diapositive
Signalen
Het afgeven van signalen is een vorm van communicatie.
Voorbeelden: Kleuren, geuren, geluiden, houdingen of gebaren.
Door deze signalen is communicatie mogelijk.
Signalen onder soortgenoten vormen sociaal gedrag.
Slide 28 - Diapositive
Signalen
Signalen kunnen worden afgegeven via:
Geuren
Kleuren
Geluiden
Houdingen
Gebaren
Slide 29 - Diapositive
Wat is sociaal gedrag?
A
een leeuw die een gnoe opeet
B
een kat die sist naar een hond
C
een leeuw die vecht met een andere leeuw
D
een man die zijn hond leert pootjes geven
Slide 30 - Quiz
Sociaal gedrag
Taakverdeling
Territoriumgedrag
Paringsgedrag
Broedzorg
Rangorde in groepen
Slide 31 - Diapositive
Sociaal gedrag
Taakverdeling: Dieren in een groep vertonen ander gedrag dan hun soortgenoten. Dit verbeterd hun overlevingskans.
Territoriumgedrag: Eigen leefgebied verdedigen, zodat ze genoeg voedsel en ruimte hebben om nakomelingen groot te brengen. Onder territoriumgedrag valt ook:
Dreiggedrag
Aanvalsgedrag
Vluchtgedrag
Slide 32 - Diapositive
Sociaal gedrag
Paringsgedrag: bestaat uit baltsgedrag met gevolg paring.
Baltsgedrag: partner aantrekken om de motivatie voor paring te vergroten. Balts bestaat uit een handelingen die een gedragsketen vormen. De signalen tijdens het baltsgedrag zijn kenmerkend voor het diersoort
Broedzorg: Het verzorgen van de eieren of jongen (meestal individueel, soms samen).
Slide 33 - Diapositive
Rangorde in groepen
(vogels en zoogdieren)
Als er in een groep dominante en onderdanige dieren zijn en elk dier zijn plaats kent, dan heet dat rangorde. (gebeurd vaak met voedsel)
Kippen hebben ook een duidelijke rangorde, de zogenaamde pikorde.
De meest dominante hen pikt de anderen hennen om voedsel te krijgen enz.
Slide 34 - Diapositive
1
2
3
4
5
Slide 35 - Question de remorquage
Verantwoorde behuizing
Het gedrag van landbouwdieren, circusdieren en dierentuindieren is anders dan hun soortgenoten die vrij in de natuur leven.
Heen en weer lopen uit verveling
Kale leefgebied
Kleine verblijven
Zorgen voor goede dierenverblijven, zodat dieren hun natuurlijk gedrag kunnen blijven vertonen.
Slide 36 - Diapositive
8.5 Gedrag bij mensen
Je kunt de overeenkomsten en de verschillen tussen gedrag van mensen en gedrag van dieren.
Slide 37 - Diapositive
Overeenkomsten:
Gedrag bepaald door erfelijke factoren en leerprocessen
Gevoelig voor sleutelprikkels en supranormale prikkels
Territoriumgedrag, imponeergedrag, dreiggedrag
Verschillen:
Gedrag mens sterker bepaald door leerprocessen
Communicatie is sterk ontwikkeld
Mens kan gedrag beoordelen aan de hand van normen / waarden
Rolgedrag en rolpatronen veranderen
Slide 38 - Diapositive
Waar ligt aangeleerd gedrag 'opgeslagen' bij mensen?
A
In je DNA
B
In je kleine hersenen
C
In je hersenstam
D
In je grote hersenen
Slide 39 - Quiz
Welk gedrag van de mens is aangeboren?
A
Mensen durven niet naakt over straat te lopen, ook al is het heel erg warm.
B
Een baby huilt, want hij heeft een vieze luier.
C
Een meisje huilt, omdat ze niet met de jongens mee mag voetballen
D
Een jongen krijgt tranen in zijn ogen als hij hoort dat hij een onvoldoende heeft.