T2 Woorden 2.5

Programma

Stil lezen                                       10 minuten
Klassikale opdracht                 10 minuten
Zelf werken                                  25 minuten
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Programma

Stil lezen                                       10 minuten
Klassikale opdracht                 10 minuten
Zelf werken                                  25 minuten

Slide 1 - Diapositive

timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen: 
- Je weet de betekenis van de woorden 2.5 

- Je weet wat een achtervoegsel is

Slide 3 - Diapositive

Maar eerst...


een korte herhaling van Woorden 1.5

Slide 4 - Diapositive

In 2013 zijn er in het noorden van ons land 138 aardbevingen ......
A
achterhaald
B
geregistreerd

Slide 5 - Quiz

Volgens de laatste ..... ontstaan de bevingen door het boren naar gas.
A
gadgets
B
gegevens

Slide 6 - Quiz

De bewoners protesteerden ...... tegen de gasboringen.
A
massaal
B
universeel

Slide 7 - Quiz

Veel mensen willen .... waarom het ene huis meer schade heeft dan het andere.
A
achterhalen
B
registreren

Slide 8 - Quiz

De bewoners maken zich zorgen over het .... probleem dat hun huis op instorten staat
A
levensgrote
B
virtuele

Slide 9 - Quiz

Wat weet je allemaal al?!

- Luister goed naar de woorden en zinnen
- Schrijf de betekenis op
- Weet je de betekenis niet? Schrijf een vraagteken.

Slide 10 - Diapositive

Bepaal je route door de opdrachten

- Controleer je antwoorden met de lijst op bladzijde 133.
- Hoeveel woorden ken je niet of alleen een beetje?

> meer dan 5? Dan maak je alles.
> minder dan 5? Dan sla je opdracht 7 en 8 over.

Slide 11 - Diapositive

Programma

Stil lezen                                       10 minuten
Klassikale opdracht                 10 minuten
Zelf werken                                  25 minuten

Slide 12 - Diapositive

timer
10:00

Slide 13 - Diapositive

Welke nieuwe woorden heb je gisteren geleerd?

Slide 14 - Question ouverte

Aan de slag...
Werk verder waar je bent gebleven.

> Voor donderdag 19 januari moet opdracht 3 t/m 11 af. 

Slide 15 - Diapositive

Programma

Stil lezen                                       10 minuten
Klassikaal                                     10 minuten
Zelf werken                                  25 minuten

Slide 16 - Diapositive

timer
10:00

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Achtervoegsel
Bij sommige woorden kun je een stukje achter het woord toevoegen. De betekenis van het woord verandert door dit achtervoegsel: waarde + loos (achtervoegsel) = waardeloos (betekenis: zonder waarde). 

Andere voorbeelden van achtervoegsels zijn: -ig, -ing, -in, -es, -ster, -achtig, -lijk, -tje, -zaam, -baar, - heid, - aard, -vol. 

Door een achtervoegsel kun je aangeven of het om een man of een vrouw gaat: leerlinge, werkster, gitarist, dorpeling, boerin.

Slide 20 - Diapositive

Welk woord heeft een achtervoegsel?
A
stoplicht
B
ongewoon
C
hopeloos
D
bewoond

Slide 21 - Quiz

Sleep het begrip naar het juiste plaatje.
het wak
het laboratorium
recyclen
het ongedierte

Slide 22 - Question de remorquage

Wat is het achtervoegsel in 'onderdeel'?
A
el
B
eel
C
deel
D
er is geen achtervoegsel

Slide 23 - Quiz

Het woord kostbaar heeft een achtervoegsel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Wat betekent het achtervoegsel
-vol

A
zonder
B
nergens
C
met veel
D
boompje

Slide 25 - Quiz

Wat is een woord met een achtervoegsel?
A
fietstocht
B
smaakvol

Slide 26 - Quiz

Aan de slag...
> Maak opdracht 12 t/m 16.

Klaar? Test jezelf Woorden

Slide 27 - Diapositive

Noem een ander woord voor
voortdurend, zonder onderbreken

Slide 28 - Question ouverte

Noem een ander woord voor
niet verplicht, uit vrije wil

Slide 29 - Question ouverte

Wat is de betekenis van dit woord?
besparen
A
opnieuw gebruiken
B
opmaken door het te gebruiken
C
niet veel verbruikend
D
overhouden door zuinig te doen

Slide 30 - Quiz

Wat is de betekenis van dit woord?
qua
A
wat betreft
B
de gift
C
gat in het ijs
D
wat lang goed blijft

Slide 31 - Quiz

Welke betekenis hoort er NIET bij?
het milieu
A
de groep mensen tussen wie je leeft
B
de leefwereld
C
het afval
D
de natuur

Slide 32 - Quiz

Welk woord past in de tekst?
We gooien samen bergen afval weg en dat is natuurlijk zonde. Gelukkig kunnen 

we tegenwoordig veel producten            . Zo wordt er weer iets nieuws van gemaakt.
                 is beter dan recyclen. Is een product nog te gebruiken dan kan het beter opnieuw worden gebruikt in plaats van het te laten recyclen.
1
2
verbruik
hergebruik
recyclen
verspillen

Slide 33 - Question de remorquage

Als iemand zich geroepen voelt, dan wil diegene iets ...
A
vragen
B
doen
C
eten
D
schreeuwen

Slide 34 - Quiz

Welk woord kun je hier invullen?

een  ...  bijdragen aan
A
keitje
B
beentje
C
tegeltje
D
steentje

Slide 35 - Quiz

Welk gezichtsdeel kun je hier invullen?

langs je  ...  weg
A
B
C
D

Slide 36 - Quiz


Welk woord kan je voor -heid zetten?
A
verminder
B
bak
C
werk
D
werkelijk

Slide 37 - Quiz


Welk woord kan je voor -baar zetten?
A
aai
B
begrip
C
lui
D
werkelijk

Slide 38 - Quiz


Welk woord kan je voor -aard zetten?
A
klap
B
bak
C
lui
D
dier

Slide 39 - Quiz


Welk woord kan je voor -vol zetten?
A
minder
B
meer
C
overblijf
D
begrip

Slide 40 - Quiz


Welk woord kan je voor -aar zetten?
A
brand
B
bewonder
C
dank
D
besmet

Slide 41 - Quiz


Welk woord kan je voor -lijk zetten?
A
eer
B
brand
C
dank
D
liefde

Slide 42 - Quiz

Oefening
Welk woord met een achtervoegsel past bij de volgende woordbetekenissen?

Slide 43 - Diapositive


zonder waarde

Slide 44 - Question ouverte


je kunt ze wassen

Slide 45 - Question ouverte


geen gevoel

Slide 46 - Question ouverte

Hoe noemen we stukken van een woord die je achter verschillende woorden kunt plakken?
A
voorvoegsels
B
voegwoorden
C
tussenvoegsels
D
achtervoegsels

Slide 47 - Quiz

Wat heb je geleerd?

Slide 48 - Carte mentale