Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
How do you make the present simple?
Slide 1 - Question ouverte
How do you make the present continuous?
Slide 2 - Question ouverte
Present simple
hele ww (talk, dance, party, go, etc.)
Let op: bij she/he/it krijg je het hele ww +s (talks, dances)
Als het werkwoord op een -y eindigt krijg je -ies (parties), eindigt het op een -o krijg je -es (goes), eindigt het op een -s klank, krijg je ook -es (dresses, waxes)
Slide 3 - Diapositive
Gebruik
Als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt
Bij feiten
Bij gewoontes (overlap met eerste bullet)
Signaalwoorden: always, never, sometimes, often, occasionally (woorden die regelmaat aangeven)
We often fly to London and back.
Every Sunday, he plays football.
Slide 4 - Diapositive
Present continuous
am/are/is + ww + ing (I am talking, he is talking)
Gebruik voor dingen die op dit moment, nu bezig zijn.
Als je irritatie aangeeft met de woorden 'always' en 'constantly'
Signaalwoorden: now, right now, at the moment, currently, look! listen!
At the moment, Anna is playing basketball.Listen! Fabian is playing the piano. Look! Sasha is dancing outside.
Why is he always singing in the shower?
Slide 5 - Diapositive
I ... Netflix every day.
A
watch
B
am watching
C
was watching
D
watches
Slide 6 - Quiz
Look! Your dog ... down the street!
A
runs
B
running
C
is running
D
run
Slide 7 - Quiz
My sister never ... her room.
A
is cleaning
B
cleans
C
clean
D
cleaning
Slide 8 - Quiz
Water ______ (to boil) at 100 degrees.
Slide 9 - Question ouverte
Josh ____________ (to talk - constantly) about the weather, it's annoying.
Slide 10 - Question ouverte
He __________ (to work - not) here. He works at the library.