Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
Grammatica
Taalkundig
Slide 1 - Diapositive
Werkwoorden
Werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen je wat iemand of iets doet of wat er gebeurt. Zonder werkwoord heb je geen goede zin.
Een werkwoord heeft verschillende vormen. Het past zich aan, aan wie of wat het doet.
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Vidéo
Wat is het werkwoord in de volgende zin?
Ik keek gisteravond naar een spannende film.
A
ik
B
gisteravond
C
keek
D
film
Slide 5 - Quiz
Wanneer hebben we weer les op school?
A
hebben
B
weer
C
les
D
school
Slide 6 - Quiz
Het sneeuwde dinsdag even!
A
het
B
sneeuwde
C
dinsdag
D
even
Slide 7 - Quiz
Typ het werkwoord:
Ik maak een ommetje met de hond vandaag.
Slide 8 - Question ouverte
Wij drinken morgen samen een drankje.
Slide 9 - Question ouverte
Dit weekend maak ik een sneeuwpop.
Slide 10 - Question ouverte
Lidwoord en zelfstandig naamwoord
Een zinsdeel bestaat uit één of meer woorden. In een zinsdeel kan een werkwoord staan, maar er zijn ook andere woordsoorten: het lidwoord en het zelfstandignaamwoord.
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden voor mensen, dieren, planten en dingen.
Slide 13 - Diapositive
Ook namen zijn zelfstandige naamwoorden: namen van mensen en dieren, maar ook namen van plaatsen, rivieren en landen.
Zelfstandig naamwoord
Slide 14 - Diapositive
Lidwoorden
Er zijn drie lidwoorden: de, het, een.
Lidwoorden horen bij zelfstandige naamwoorden.
Het lidwoord een kun je bijna altijd gebruiken.
Bij het meervoud hoort altijd de.
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord komt altijd ACHTER het lidwoord.
- De computer
De = lidwoord. Computer = zelfstandig naamwoord
- Het kopje
Het = lidwoord. Kopje = zelfstandig naamwoord.
- Een vogelhuisje
Een = lidwoord. Vogelhuisje = zelfstandig naamwoord.
Lidwoord en zelfstandig naamwoord horen dus bij elkaar!!
Slide 17 - Diapositive
Zelfstandige naamwoorden
Schrijf 7 zelfstandige naamwoorden op!
Slide 18 - Diapositive
Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
roepen
B
kleding
C
schaal
D
kerstkaart
Slide 19 - Quiz
Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
Analyse
B
Citroen
C
Luisteren
D
Liefde
Slide 20 - Quiz
Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
Calvin
B
huis
C
praat
D
oplader
Slide 21 - Quiz
Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
Boek
B
Tas
C
Lopen
D
Huis
Slide 22 - Quiz
Wat is een zelfstandig naamwoord
A
Vertrekken
B
Koerier
C
Geweldig
D
Manager
Slide 23 - Quiz
Een zelfstandig naamwoord...
A
is altijd met een hoofdletter
B
is een mens, dier, plant, ding of gevoel
C
heeft altijd een
lidwoord
D
heeft altijd een meervoud
Slide 24 - Quiz
Nieuw hoofdstuk: lidwoorden en zelfstandig naamwoorden.