9.7 hoeken in gelijkbenige driehoeken

• Wiskunde
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

 Hoeken berekenen 

9.7 Hoeken berekenen

Deze paragraaf gaat over hoeken berekenen. Om hoeken te berekenen kunnen we verschillende regels gebruiken.
Je schrijft altijd tussen haakje op welke regel je gebruikt. 

Hoeken berekenen

Afspraken bij het berekenen van hoeken:

- maak altijd een schets (als er geen plaatje is bij de opgaven)

- zet erbij welke regel je gebruikt

Hoekensom driehoek

Alle hoeken in een driehoek bij elkaar opgeteld zijn 180°.

∠A+∠B+∠C=180°

70°+59°+51°=180°

Voorbeeld: hoekensom driehoek 

als je 2 van de 3 hoeken weet, 

dan kan je de laatste hoek berekenen.

 

∠C=180°−∠A−∠B

∠C=180°−100°−50°=30°

(hoekensom)

gelijkbenige driehoek

bij een gelijkbenige driehoek zijn 

2 zijdes even lang, en de basishoeken 

zijn even groot. 

hoeken berekenen

Door het maken van een schets, kan je beter begrijpen wat

er wordt gevraagd, maak dus altijd een schets.

Kijk de video op de volgende dia.

Let op! Een schets hoeft niet netjes te 

zijn. Het is geen officiële tekening. 

MAAR zet er wel met tekentjes in 

welke lijnen even lang zijn.

gelijkbenige driehoek (voorbeeld)

a) hoe groot is         ?

                     DUS                      (lijnsymmetrie)

b) hoe groot is        ?

we weten: 

dus:                                                     (hoekensom)

∠B

∠A=∠B

∠B=70°

∠C

∠A=70°,∠B=70°

∠C=180°−70°−70°=40°

maak huiswerk 

wat: opgaven van 71 tot en met 77 blz 239

hoe: zelfstandig / met duo

vragen: steek je hand op

klaar: kijk opgaven goed na