Uitleggen wat een hefboom is en hoe je deze goed kan gebruiken.
Rekenen met de hefboomregel.
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3
Cette leçon contient 30 diapositives, avec diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
3.4 Krachten in werktuigen
Uitleggen wat een hefboom is en hoe je deze goed kan gebruiken.
Rekenen met de hefboomregel.
Slide 1 - Diapositive
Voorkennis
Met je vingers krijg je een vastgedraaide moer niet los. Met een steeksleutel gaat dit heel gemakkelijk. Hoe komt het dat het losdraaien met een steeksleutel zoveel gemakkelijker gaat?
Slide 2 - Diapositive
Werken met een hefboom
Een hefboom heeft een draaipunt (midden moer)
Je spierkracht werkt over een grote arm (loodrechte afstand van de kracht tot het draaipunt). De kracht op de moer is groot, want deze heeft een kortere arm
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Hefboomlatje
Bij evenwicht geldt:
gewicht x gaatjes links = gewicht x gaatjes rechts
2 x 3 = 2x 3
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
De hefboomregel
Slide 10 - Diapositive
De werkkracht is meestal de spierkracht en de last de kracht op het voorwerp.
De arm is de afstand tot het draaipunt.
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Enkele en dubbele hefboom
Een schroevendraaier om een verfblik open te maken is een enkele hefboom. Er is maar één hefboom die om het draaipunt beweegt.
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Een dubbele hefboom
Een nijptang bestaat uit een dubbele hefboom.
Bereken de kracht op de spijker.
Slide 16 - Diapositive
F1 x l1 = F2 x l2
10 N x 12,5 cm = F2 x 2,5 cm
F2 = 125/2,5 = 50 N
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Vidéo
Belang lesdoel
Hefbomen juist toepassen is erg handig, denk aan ;
flesopener, notenkraker, krik, wip, koevoet, schaar etc.
In de toetsen is dit een veel voorkomend onderwerp.
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Vidéo
Controlevragen
1a Noem drie enkele hefbomen.
1b Noem drie dubbele hefbomen.
1c Noteer de hefboomregel.
Slide 21 - Diapositive
Je kunt een koevoet gebruiken om een kist te openen, zie de figuur.
Bereken de kracht die de koevoet uitoefent op het deksel van de kist.
Slide 22 - Diapositive
80 × 105 = F2 × 10
8400 = F2 × 10
F2 = 8400 : 10
= 840 N
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
Herman gebruikt een nijptang om ijzerdraad in elkaar te draaien en daarna af te knippen (figuur a). Hij duwt bij de stippellijn links met in totaal 40 N op de handvatten.
a)Bereken hoe groot de kracht op het ijzerdraad dan is.
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Diapositive
Herman heeft ook een nijptang met een kleinere bek (figuur b).
b)Wordt de kracht op het ijzerdraad met
deze nijptang kleiner of juist groter (als Herman met dezelfde kracht knijpt)?
Slide 29 - Diapositive
De werkarm van nijptang b is even groot als de werkarm van nijptang a. De lastarm van nijptang b is kleiner.
Dat betekent dat de last (de kracht op de draad) bij nijptang b groter is.