Voegwoord

WELKOM BIJ NEDERLANDS
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

WELKOM BIJ NEDERLANDS

Slide 1 - Diapositive

PROGRAMMA
1 Startvraag
2 Les doel bespreken
3 Uitleg voegwoord en oefenen
4 Aan het werk

Slide 2 - Diapositive

Startvraag
Als je een dier zou zijn, welk dier zou je dan zijn?

Slide 3 - Diapositive

DOEL

WE WETEN WAT EEN VOEGWOORD IS.


WE KUNNEN EEN VOEGWOORD GEBRUIKEN.

Slide 4 - Diapositive

VOEGWOORD
Een voegwoord plakt een aantal woorden of zinnen aan elkaar. 

Wil je een kroket of nasischijf bij je patat?
Ik moest lopen, want mijn band was lek.

Voorbeelden van voegwoorden zijn:
en, of, terwijl, omdat, zodat, nadat, toen, want, maar, als


Slide 5 - Diapositive

VOEGWOORD
Plak je twee zinnen aan elkaar? 

Dan staat het voegwoord tussen de zinnen of ervoor.

Ik haalde een goed cijfers, omdat ik goed geleerd had.
Terwijl ik naar school fietste, luisterde ik muziek.

Slide 6 - Diapositive

Wat zijn voegwoorden?
A
tulp, school, hond
B
hij, het, wij
C
de, het, een
D
en, omdat, want

Slide 7 - Quiz

Wat is een voegwoord?
A
verbindt zinnen of woorden met elkaar.
B
verbindt een werkwoord aan een ander werkwoord.
C
zijn twee woorden die aan elkaar verbonden zijn.

Slide 8 - Quiz

Wat is geen voegwoord:
A
terwijl
B
omdat
C
toen
D
fiets

Slide 9 - Quiz

Wat is GEEN voegwoord?
A
als
B
soms
C
want
D
omdat

Slide 10 - Quiz

Wat zijn voegwoorden?
A
om / nu
B
want / toen
C
maar / en
D
maar / toen

Slide 11 - Quiz

Tot de volgende keer!
Maak de opdrachten op blz 206 t/m207

Slide 12 - Diapositive

Welk voegwoord past in de zin?
Ik vind patat heel lekker, ... pizza vind ik minder.
A
omdat
B
want
C
maar
D
en

Slide 13 - Quiz