Pers vnw en bezit vnw

Klas 2: bnw/ voegwoord/ pers+bez vnw

1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Klas 2: bnw/ voegwoord/ pers+bez vnw

Slide 1 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Diapositive

Lidwoord en zelfstandig naamwoord
Uitleg lidwoord (lw)
Er zijn 3 lidwoorden: de, het, een
Het staat altijd voor een zelfstandig naamwoord

Voorbeelden: 
de laptop, het meisje, een huis


Slide 3 - Diapositive

Lidwoord en zelfstandig naamwoord
Uitleg zelfstandig naamwoord (znw)
Mensen, dieren, dingen of planten. 
Er staat vaak een lidwoord voor, niet altijd. 

Voorbeelden:
De boot, het gebouw, een boom

Slide 4 - Diapositive

Lidwoord en zelfstandig naamwoord
Uitleg bijvoeglijk naamwoord (bvn)

Zegt iets over een zelfstandig naamwoord, zoals een eigenschap, kenmerk of toestand. 
Staat vaak direct voor het zelfstandig naamwoord. 

Voorbeelden:
Een boze meneer, de roze tafel, het geschrokken gezicht

Slide 5 - Diapositive

De zwarte stoel stond naast de tafel.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
De
B
Zwarte
C
Stoel
D
Naast

Slide 6 - Quiz

Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
'De meester zag haar ingespannen gezichtje dat zich over het taalschrift boog.'
A
meester
B
gezicht
C
ingespannen
D
zich

Slide 7 - Quiz

Vul het bijvoeglijk naamwoord in.
lief - Het ........meisje zat achter in de klas.

Slide 8 - Question ouverte

Vul het bijvoeglijk naamwoord in.
zorgelijk - Er verscheen een ......rimpel in zijn voorhoofd.

Slide 9 - Question ouverte

VOEGWOORD
Plak je twee zinnen aan elkaar? 

Dan staat het voegwoord tussen de zinnen of ervoor.

Ik haalde een goed cijfers, omdat ik goed geleerd had.
Terwijl ik naar school fietste, luisterde ik muziek.

Slide 10 - Diapositive

VOEGWOORD
Een voegwoord plakt een aantal woorden of zinnen aan elkaar. 

Wil je een kroket of nasischijf bij je patat?
Ik moest lopen, want mijn band was lek.

Voorbeelden van voegwoorden zijn:
en, of, terwijl, omdat, zodat, nadat, toen, want, maar, als


Slide 11 - Diapositive

Wat zijn voegwoorden?
A
tulp, school, hond
B
hij, het, wij
C
de, het, een
D
en, omdat, want

Slide 12 - Quiz

Wat is een voegwoord?
A
verbindt zinnen of woorden met elkaar.
B
verbindt een werkwoord aan een ander werkwoord.
C
zijn twee woorden die aan elkaar verbonden zijn.

Slide 13 - Quiz

Wat is GEEN voegwoord?
A
als
B
soms
C
want
D
omdat

Slide 14 - Quiz

Wat zijn voegwoorden?
A
om / nu
B
want / toen
C
maar / en
D
maar / toen

Slide 15 - Quiz

Welk voegwoord past in de zin?
Ik vind patat heel lekker, ... pizza vind ik minder.
A
omdat
B
want
C
maar
D
en

Slide 16 - Quiz

Wat is geen voegwoord:
A
terwijl
B
omdat
C
toen
D
fiets

Slide 17 - Quiz

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Slide 20 - Diapositive

Wat is het verschil?

1. Hij wil jou slopen
2. Hij wil jouw slopen

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Wat is het verschil?

1. Wil je me kussen?
2. Wil je mijn kussen?

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Vul de juiste persoonlijke of bezittelijke voornaamwoorden in.

Als ik op reis ga, neem ik altijd ... identiteitskaart mee. De vorige keer was ik ... vergeten.

Slide 28 - Question ouverte

Vul de juiste persoonlijke of bezittelijke voornaamwoorden in.

Je lijkt op je vader. ... is alleen groter dan ...

Slide 29 - Question ouverte

Vul de juiste persoonlijke of bezittelijke voornaamwoorden in.

Ben ik aan de beurt of was u eerder dan ...?

Slide 30 - Question ouverte

Wat betekent het om je land, je familie en je leven achter te moeten laten?
'je' is hier...
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 31 - Quiz

Als vrijwilliger krijg je trainingen en begeleiding, zodat je vluchtelingen goed kunt helpen.
'je' is hier...
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 32 - Quiz

Is deze tas van...?
A
jou
B
jouw

Slide 33 - Quiz

Ken ik ... niet ergens van?
A
jou
B
jouw

Slide 34 - Quiz

Het is ook in ... belang dat je meewerkt.
A
jou
B
jouw

Slide 35 - Quiz

... verhaal slaat echt nergens op.
A
Jou
B
Jouw

Slide 36 - Quiz