Proefles 1-1

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Introduction

Les 1 Fictie/non-fictie en spanning in verhalen

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Fictie of non-fictie en spanning in verhalen
Doel: 
  • Je weet wat het verschil is tussen fictie en non-fictie en kunt dit herkennen.  
  • Je weet welke trucs schrijvers gebruiken om een verhaal spannend te maken.
  • Je kunt de trucs om een verhaal spannend te maken zelf verwerken in een filmfragment.
 

Slide 2 - Diapositive

Bij het tweede doel is er een aanvulling voor TL: Je weet welke trucs schrijvers gebruiken om een verhaal spannend te maken en je kunt deze herkennen in verhalen. 
Wat is volgens jou het verschil tussen fictie en non-fictie?

Slide 3 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Fictie
Fictie betekent verzonnen. Een schrijver heeft een verhaal bedacht. De personen uit het verhaal bestaan niet echt en de gebeurtenissen in het verhaal zijn niet echt gebeurd.
Schrijvers van verhalen willen je vermaken door spannende, griezelige, grappige, droevige of romantische gebeurtenissen. Veel boeken, maar ook gedichten, strips, tv-series en films zijn fictie.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk boek is fictie?
A
Een reisgids over Israël
B
Hoe overleef ik de brugklas? (Boek van Francine Oomen over een meisje dat naar de bruklas gaat.)

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Non-fictie
Non-fictie betekent niet verzonnen. Een schrijver schrijft over personen die echt bestaan (hebben) en over gebeurtenissen die echt gebeurd zijn.
Teksten in kranten, tijdschriften en leerboeken zijn meestal niet verzonnen. Ze zijn bedoeld om je te informeren of om je iets te leren. Zulke teksten noem je ook wel zakelijke teksten of non-fictie. 

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk boek is non-fictie?
A
Knolpower (Een boek van Enzo knol over zijn leven als vlogger.)
B
Spijt (Een boek van Carry Slee over een jongen die gepest wordt.)

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Spanning in verhalen
1. Spannende/griezelige omgeving, geluiden en personen
2. Gevaarlijke situaties
3. Geheim of raadsel
4. Uitstellen van het onthullen van het geheim of raadsel
5. Je krijgt een vermoeden over de afloop
6. Onverwachte gebeurtenis
7. Cliffhanger

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Spannende/griezelige omgeving, geluiden en personen.
Een verhaal wordt spannend als het zich afspeelt in een spannende of griezelige omgeving. Daarnaast kan een schrijver ook spannende geluiden en/of personen beschrijven in het verhaal.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Gevaarlijke situaties

Een verhaal wordt spannend wanneer de personen in griezelige of gevaarlijke situaties terecht komen.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Geheim of raadsel
Schrijvers maken een verhaal spannend door iets te verzwijgen. Ze vertellen niet direct alles, daardoor word je nieuwsgierig hoe het verhaal verder gaat. Je weet dus nog niet hoe het afloopt, omdat de schrijver een geheim of raadsel in het verhaal heeft verwerkt.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitstellen van het onthullen van het geheim of raadsel
Als een schrijver direct vertelt hoe het verhaal afloopt, is de spanning weg. Daarom stellen schrijvers de onthulling van het geheim of raadsel zo lang mogelijk uit. Dit zorgt ervoor dat je wilt blijven doorlezen, want je wilt immers weten hoe het verder gaat. 

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je krijgt een vermoeden over de afloop
De schrijver schrijft zijn/haar verhaal vaak zo, dat je een vermoeden krijgt over de afloop. Je denkt dan te weten hoe het verhaal zal aflopen. Soms klopt je vermoeden, soms ook niet. 

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Onverwachte gebeurtenis
In een verhaal geeft de schrijver je dus vaak een vermoeden over hoe het verder gaat, maar dat kan hij/zij ineens veranderen door een onverwachte gebeurtenis te laten plaatsvinden.  

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Cliffhanger
Bij vervolgverhalen, bijvoorbeeld serieboeken of soaps eindigt het verhaal vaak op een spannend moment. Dat noem je een cliffhanger. De bedoeling van de schrijver is dat je het volgende boek gaat lezen of de volgende aflevering gaat kijken.

Cliffhanger betekent letterlijk: iets dat over een rotswand hangt en in de afgrond of in de zee dreigt te vallen.

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zoek op internet een filmpje dat eindigt met een cliffhanger.
  • Het filmpje mag niet meer dan 4 minuten duren.
  • Het is geschikt om te tonen in de klas.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Plak hier de link van het filmpje dat je gevonden hebt.

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Lees het volgende fragment.
'Met zwaailicht giert de ambulance de hoek om. Hij stopt vlak voor hen. Twee ziekenbroeders springen eruit. Ze rennen naar de achterkant van de auto, tillen een brancard naar buiten en lopen haastig langs de portier naar binnen. ‘Opzij allemaal!’ De portier duwt een aantal jongens en meisjes naar achteren. ‘Zo meteen kunnen ze er niet door’ Iedereen praat erover. ‘Misschien valt het wel mee,’ zegt een meisje. ‘Denk dat maar niet,’ horen ze een jongen zeggen. ‘Ik kom er net vandaan. Ze hebben haar in de WC gevonden, helemaal bewusteloos. Er was geen leven in te krijgen. Ze hebben het zelfs met emmers water geprobeerd.’ '

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke truc(s) heeft de schrijver gebruikt om dit fragment spannend te maken?

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Lees het fragment 
Uit: Korte lontjes 
(Chris Bos en Nicole Jongman)
1. Welke trucs heeft de schrijver in dit fragment gebruikt om het spannend te maken?

2. Markeer in de tekst het tekstgedeelte waar je een truc herkent. Gebruik voor elke truc een andere kleur. Noteer per kleur welke truc je bedoelt. 

Slide 20 - Diapositive

[Zie bijgevoegde bestanden. Vanaf 'Ze maakten dat ze wegkwamen (blz. 166) ... niets meer zien, nooit meer. (blz. 169)] 

Inleiding op het fragment:
Sabine heeft ADHD. Ze zoekt steeds nieuwe uitdagingen en komt vaak in lastige situaties terecht. Ze wisselt bijna net zo vaak van opleiding als van vriendje. Ondertussen sport ze op topniveau en traint ze twintig uur in de week.
Extra  moeilijkheid in haar leven: haar vader. Hij is als militair uitgezonden geweest naar Bosnië. Wat hij daar allemaal heeft meegemaakt, weet Sabine niet precies. Hij praat er nooit over, maar ontploft wel om het minste of geringste. Die constante dreiging maakt het voor Sabine nog moeilijker om haar leven op orde te houden.

Dit fragment gaat over een gebeurtenis in Bosnië die Sabine haar vader heeft meegemaakt.
Opdracht
Je gaat een spannend stuk uit een boek verfilmen (fictie). Je mag zelf weten uit welk boek en hoe groot het stuk is dat je gaat verfilmen. Zorg ervoor dat je in ieder geval de theorie over spanning in verhalen laat terugkomen in je film: spannende/griezelige omgeving, geluiden en personen, gevaarlijke situaties, een geheim of raadsel, uitstellen van het onthullen van het geheim of raadsel, een vermoeden over de afloop, een onverwachte gebeurtenis en/of een cliffhanger. In je verfilming moeten minstens twee personen voorkomen.

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht
Je gaat zelf een spannend stuk schrijven en daarna verfilmen (fictie). Je mag zelf weten hoe groot het stuk is dat je gaat schrijven en verfilmen. Zorg ervoor dat je in ieder geval de theorie over spanning in verhalen laat terugkomen in je film: spannende/griezelige omgeving, geluiden en personen, gevaarlijke situaties, een geheim of raadsel, uitstellen van het onthullen van het geheim of raadsel, een vermoeden over de afloop, een onverwachte gebeurtenis en/of een cliffhanger. In je verfilming moeten minstens twee personen voorkomen.

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stappenplan
  1. Maak groepjes van minimaal 4 personen
  2. Zoek een geschikt fragment
  3. Spreek af wie er gaat filmen (gebruik bijvoorbeeld iMovie voor Apple  of WeVideo voor Android)
  4. Verdeel de rollen
  5. Je mag er eventueel een spannend muziekje onder zetten
  6. Bekijk alvast de volgende slide voor de beoordelingscriteria, zodat je weet waar jullie fragment op beoordeeld wordt
  7. Spreek met je docent af waar, wanneer en hoe je de opdracht inlevert
  8. Bewaar je filmfragment goed, je hebt het de volgende les nodig

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stappenplan
  1. Maak groepjes van minimaal 4 personen
  2. Bedenk en schrijf samen een spannend fragment (denk aan de theorie!)
  3. Spreek af wie er gaat filmen (gebruik bijvoorbeeld iMovie voor Apple  of WeVideo voor Android)
  4. Verdeel de rollen
  5. Je mag er eventueel een spannend muziekje onder zetten

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Beoordelingscriteria
Je film wordt beoordeeld op de volgende punten:

  • Het gekozen/geschreven fragment
  • De spanning in jullie film
  • De aantrekkelijkheid van jullie film

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 26 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Heb je de doelen bereikt?

  • Je weet wat het verschil is tussen fictie en non-fictie en kunt dit herkennen.
  • Je weet welke trucs schrijvers gebruiken om een verhaal spannend te maken.
  • Je hebt de trucs om een verhaal spannend te maken zelf verwerkt in een filmfragment.
 

Slide 27 - Diapositive

Bij het tweede doel is er een aanvulling voor TL: Je weet welke trucs schrijvers gebruiken om een verhaal spannend te maken en je kunt deze herkennen in verhalen