2N par 2.1 pinpas of portemonnee

Welkom  
economen!
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom  
economen!

Slide 1 - Diapositive

HOOFDSTUK 2
Par. 2.1 Pinpas of portemonnee

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
Na deze les :
  • weet je wat giraal en chartaal geld is
  • weet je hoe je een saldo kan berekenen
  • weet je wat directe en indirecte ruil is
  • weet je wat elektronisch betalen is

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Giraal geld
Chartaal geld

Slide 5 - Diapositive

Nieuw saldo berekenen
oud saldo
+ Ontvangsten
- Uitgaven
-----------------
nieuw saldo

Slide 6 - Diapositive

Nieuw saldo berekenen
oud saldo
+ Ontvangsten
- Uitgaven
-----------------
nieuw saldo
+ Positief saldo = Credit Saldo


 - Negatief saldo = Debet Saldo = rood staan          

Slide 7 - Diapositive

Directe ruil en 
Indirecte ruil

Het ruilen van producten tegen producten of diensten noem je directe ruil.

Gebruik je geld om een product te kopen, dan noem je dat indirecte ruil.
Directe ruil

Slide 8 - Diapositive

Elektronisch betalen

Slide 9 - Diapositive

Elektronisch betalen
Bij elektronisch betalen gaat het geld meteen van jouw bankrekening naar de bankrekening van de ander.
Elektronisch betalen kan op drie manieren:
  1. met internetbankieren
  2. bij een webwinkel. Je betaalt bijvoorbeeld via iDeal, PayPal, Afterpay, Klarna of   via een creditcard.
  3. bij een betaalautomaat met je pinpas en pincode of contactloos

Slide 10 - Diapositive

Aan het werk!!
6.1 opgaven 2, 4, 6
herhaling blz 178 opg. 1 t/m 4

Leren begrippen 6.1
Aan het werk!!
            (af) maken samenvattende vragen (SV) par. 2.1 opdr. 1 t/m 9


            Wat vond jij van de lesstof?
                                                          lastig          of              makkelijk
1
2

Slide 11 - Diapositive

Samenvatting
  • weet je wat giraal en chartaal geld is
  • weet je hoe je een saldo kan berekenen
  • weet je wat directe en indirecte ruil is
  • weet je wat elektronisch betalen is

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Hoe noemen we het als je iets koopt met cash geld?
A
Directe ruil, giraal geld.
B
indirecte ruil, giraal geld.
C
Directe ruil, chartaal geld.
D
Indirecte ruil, chartaal geld.

Slide 14 - Quiz

Wat is chartaal geld?
A
munten
B
bankbiljetten
C
munten en bankbiljetten
D
giraal geld

Slide 15 - Quiz

Hoe noem je munten en bankbiljetten?
A
chartaal geld
B
giraal geld

Slide 16 - Quiz

Fatima betaalt met biljet van 100 euro bij de supermarkt Er is hier sprake van
A
elektronisch betalen
B
giraal betalen
C
chartaal betalen
D
internet betaling

Slide 17 - Quiz

Als je via internet met iDeal afrekent, noemen we dat
A
elektronisch betalen
B
chartaal betalen
C
giraal geld
D
witwassen

Slide 18 - Quiz

Bart zet geld op zijn Playstationaccount. Hier is sprake van elektronisch betalen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Wat is geen elektronische betaling
A
creditcard
B
PayPal
C
cash
D
pentransactie

Slide 20 - Quiz

Dit is een voorbeeld van elektronisch betalen:
A
Betalen met iDeal voor een online bestelling
B
Betalen met een 5 euro biljet bij de Jumbo
C
Geld overmaken naar Zalando nadat iets afgeleverd is
D
Een tikkie naar je vriend te sturen

Slide 21 - Quiz

Omdat de winkels dicht zijn, bestel je een nieuwe trui online. Dit is een voorbeeld van?
A
Elektronisch betalen
B
Contant betalen

Slide 22 - Quiz

Wat is elektronisch betalen ?
A
Betalen via de computer
B
Betalen via de smartphone
C
Betalen met een bankbiljet
D
Betalen met je pinpas

Slide 23 - Quiz

Bart betaalt met zijn creditcard. Hier is sprake van elektronisch betalen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Op mijn spaarrekening staat € 100.
Is dit chartaal geld of giraal geld?
A
chartaal
B
giraal
C
geen van beide
D
beide

Slide 25 - Quiz

Sofian rekent bij de kassa af met een briefje van 5. Hier is sprake van...
A
Chartaal geld
B
Giraal geld

Slide 26 - Quiz

Sofian rekent bij de kassa af met zijn mobiel. Hier is sprake van...
A
Chartaal geld
B
Giraal geld

Slide 27 - Quiz

Wat is een voorbeeld van chartaal geld?
A
creditcard
B
bankpas
C
biljetten
D
pinpas

Slide 28 - Quiz

Yara pint €25 bij de geldautomaat. Hiermee betaald zij de boodschappen.
Welke bewering is juist?
A
De hoeveelheid chartaal geld daalt en giraal geld stijgt
B
De hoeveelheid chartaal geld blijft en giraal geld stijgt
C
De hoeveelheid chartaal geld stijgt en giraal geld daalt
D
De hoeveelheid chartaal geld daalt en giraal geld blijft gelijk

Slide 29 - Quiz

Munten en bankbiljetten noemen we?
A
giraal geld
B
chartaal geld

Slide 30 - Quiz

Een spaarrekening hoort bij:
A
Chartaal geld
B
Giraal geld
C
Geen van beide

Slide 31 - Quiz

Wat is een ander woord voor contant geld?
A
giraal geld
B
chartaal geld

Slide 32 - Quiz

Geld dat op je betaalrekening bij de bank staat noemen we?
A
Giraal geld
B
Chartaal geld

Slide 33 - Quiz

Als ik geld pin dan
A
Stijgt chartaal geld
B
Stijgt giraal geld
C
Stijgt chartaal geld en daalt giraal geld
D
Stijgt giraal geld en daalt chartaal geld

Slide 34 - Quiz

Simon heeft thuis heel veel kleingeld in zijn portemonnee. Waar hoort kleingeld bij?
A
Chartaal geld
B
Giraal geld
C
Kleingeld telt niet mee

Slide 35 - Quiz

Je koopt een chili chicken bij de Mc Donalds. Je banksaldo is € 36. Je betaalt € 1,-- met chartaal geld. Hoeveel heb je hierna op je bankrekening staan?
A
35
B
36
C
37

Slide 36 - Quiz