Meerkeuzevragen rekenen aan reacties

• Scheikunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Reactievergelijking

Schrijf de reactievergelijking op voor de reactie van ijzer(III)oxide met koolstof waarbij ijzer en koolstofmonooxide ontstaan.

Reactievergelijking

Schrijf de reactievergelijking op voor de reactie van ijzer(III)oxide met koolstof waarbij ijzer en koolstofmonooxide ontstaan.

Fe₂O₃ (s) + 3 C (s) --> 2 Fe + 3 CO (g)

Bereken het aantal mol in 22,0 g ijzer(III)oxide

1. 0,0950 mol
2. 0,306 mol
3. 0,138 mol
4. 3513 mol

Aantal mol in 22,0 g ijzer(III)oxide

n = m/M = 22,0 /159,69 = 0,138 mol

Hoeveel mol ijzer en hoeveel mol koolstofmonooxide ontstaat uit 0,138 mol ijzer(III)oxide

1. 0,276 mol Fe en 0,414 mol CO
2. 0,276 mol Fe en 0,138 mol CO
3. 0,0552 mol Fe en 0,0828 mol CO
4. 0,138 mol Fe en 0,207 mol CO

aantal mol Fe en CO uit 0,138 mol ijzer(III)oxide

Fe₂O₃ + 3 C --> 2 Fe + 3 CO

dus molverhouding Fe₂O₃ : C : Fe : CO
= 1 : 3 : 2 : 3

n Fe = 2 x 0,138 = 0,276 mol

n CO = 3 x 0,138 = 0,414 mol

LET OP: GEEN WET VAN MOLBEHOUD, WEL VAN MASSABEHOUD

Bereken de massa van 0,276 mol ijzer

1. 8,8 gram
2. 11,6 gram
3. 7,7 gram
4. 15,4 gram

Bereken de massa van 0,276 mol ijzer

n Fe = 0,276 mol

m Fe = n x M = 0,276 x 55,85 = 15,4 gram

Bereken het volume van 0,414 mol koolstofmonooxide
Ga uit van T = 298 K en p = p0

1. 9,37 L
2. 10,1 L
3. 0,0185 L
4. 0,0170 L

Bereken het volume van 0,414 mol koolstofmono-oxide
. Ga uit van T = 298 K en p = p0

n CO = 0,414 mol

V_m = 2,45 x 10^-2 m³ mol^-1 = 24,5 dm³ mol^-1 (geldt alleen voor gassen)

V CO = n x V_m= 0,414 x 24,5 = 10,1 L

Wat heb je nu eigenlijk gedaan?

Je hebt de volgende opdracht gemaakt:

Bereken hoeveel gram ijzer en hoeveel liter koolstofmonooxide er ontstaat als 22,0 gram ijzeroxide reageert volgens de volgende reactie: 

Fe₂O₃ + 3 C --> 2 Fe + 3 CO

Reactievergelijking

Schrijf de reactievergelijking op voor de reactie van een bariumchloride-oplossing met een aluminiumsulfaat-oplossing.

Reactievergelijking

Schrijf de reactievergelijking op voor de reactie van 

een bariumchloride-oplossing met een aluminiumsulfaat-oplossing.

Ba²⁺ (aq) + SO₄^2- (aq) --> BaSO₄ (s)

Bereken het aantal mol in 5,83 g bariumsulfaat

1. 40,0 mol
2. 1361 mol
3. 0, 623 mol
4. 0,0250 mol

Aantal mol in 5,83 g bariumsulfaat

n = m/M = 5,83 /233,39 = 0,0250 mol

Hoeveel mol bariumionen en hoeveel mol sulfaationen zitten er in 0,0250 mol bariumsulfaat?

1. 0,0250 mol en 0,0500 mol
2. 0,0500 mol en 0,0250 mol
3. 0,0250 mol en 0,0250 mol
4. 0,0250 mol en 0,100 mol

Aantal mol Ba²⁺ en SO₄^2- in 0,0250 mol BaSO₄

n Ba²⁺ = 0,0250 mol

n SO₄^2- = 0,0250 mol

Oplosvergelijkingen gebruikte oplossingen

BaCl₂ --> Ba²⁺ (aq) + 2 Cl^- (aq)

Al₂(SO₄)₃ (s) --> 2 Al³⁺ (aq) + 3 SO₄^2- (aq)

Hoeveel mL is er nodig van een 0,100 M bariumchloride-oplossing om 0,0250 mol vast bariumsulfaat te maken

1. 250 mL
2. 500 mL
3. 750 mL
4. 1000 mL

aantal mL 0,100 M bariumchloride-oplossing om 0,0250 mol vast bariumsulfaat te maken

BaCl₂ --> Ba²⁺ (aq) + 2 Cl^- (aq)

In 1,O L 0,100 M bariumchloride-oplossing  zit 0,100 mol Ba²⁺

aantal mL benodigde barumchloride-oplossing = 

aantal mol/molariteit Ba²⁺ = 0,0250 /0,100 = 0,250 L = 250 mL

Hoeveel mL is er nodig van een 0,100 M aluminiumsulfaatoplossing om 0,0250 mol vast bariumsulfaat te maken,

1. 250 mL
2. 417 mL
3. 83,3 mL
4. 500 mL

aantal mL 0,100 M aluminiumsulfaatoplossing om 0,0250 mol vast bariumsulfaat te maken

Al₂(SO₄)₃ (s) --> 2 Al³⁺ (aq) + 3 SO₄^2- (aq)

In 1,O L 0,100 M aluminiumsulfaatoplossing  zit 0,300 mol SO₄^2-

aantal mL benodigde aluminiumsulfaatoplossing = 

aantal mol/molariteit SO₄^2- = 0,0250 / 0,300 = 0,0833 L = 83,3 mL

Wat heb je nu eigenlijk gedaan?

Je hebt de volgende opdracht gemaakt:

Bereken hoeveel mL 0,100 M bariumchloride-oplossing en hoeveel mL 0,100 M aluminiumsulfaatoplossing er nodig is om 5,83 gram neerslag te maken.