volgende week practicum serie- en parallelschakelingen
(huiswerk in orde dan mag je meedoen met practicum)
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Gelukkig Nieuwjaar
Regels: wat moet je doen als je uitgestuurd bent?
Veel oefenen tijdens de les.
Programma: par. 3 en par. 4
volgende week practicum serie- en parallelschakelingen
(huiswerk in orde dan mag je meedoen met practicum)
Slide 1 - Diapositive
Herhaling 3.2 en 3.3
geleidbaarheid
weerstand
eigenschappen van serie- en parallelschakelingen
Slide 2 - Diapositive
Geleidbaarheid en weerstand
(I,U)-diagram
Het verband dat bij zo'n grafiek hoort, heet recht evenredig verband
G=UI
R=IU
R=G1
Slide 3 - Diapositive
Huiswerk bespreken
Slide 4 - Diapositive
§3 Parallel en serie
hoe herken je een parallelschakeling
hoe herken je een serieschakeling
berekenen van geleidbaarheid, stroomsterkte en spanning in de serie, parallel en de combinatie schakelingen
Slide 5 - Diapositive
In serie schakelen
Slide 6 - Diapositive
opdracht: teken twee baterijen (van 1,5 V)die parallel aangesloten zijn
wat kun je vertellen over de spanning en de stroomsterkte van de parallel aangesloten batterijen.
Slide 7 - Diapositive
serie schakeling; slechts een gesloten stroomkring
parallelschakeling
Slide 8 - Diapositive
Serie-schakeling ----- Parallel-schakeling
Slide 9 - Diapositive
serie schakeling
Slide 10 - Diapositive
In serie:
Utot = U1 + U2 + U3
Itot = I1 = I2 = I3
Rtot = R1 + R2 + R3
* 1/Gtot = 1/G1 + 1/G2 + 1/G3
Parallel:
Utot = U1 = U2 = U3
Itot = I1 + I2 + I3
Gtot = G1 + G2 + G3
* 1/Rtot = 1/R1 + 1/R2 + 1/R3
Slide 11 - Diapositive
=
serie schakeling
Bereken de stroomsterkte door de eerste weerstand. Bereken de spanning over R1 en R2.
Slide 12 - Diapositive
Proef vermogen berekenen
Amperemeter in serie schakelen
Slide 13 - Diapositive
Utot = 12 V
Itot = 0.3 A
R1 = 20 Ω
R2 = 5 Ω
I1, I2 en I3= ?
U1, U2 enU3 = ?
R3 = ?
Slide 14 - Diapositive
Utot = 12 V
Itot = 0.3 A
R1 = 20 Ω
R2 = 5 Ω
I1 = I2=I3=0.3 A
U1=6 V, U2 = 1,5 V, U3=4,5V
R3 = 15 Ω
Slide 15 - Diapositive
Utot = 12 V
Itot = 4 A
R1 = 20 Ω
R2 = 5 Ω
I1, I2, I3 = ?
U1, U2 en U3 = ?
R3 = ?
Slide 16 - Diapositive
Utot = 12 V
Itot = 4 A
R1 = 20 Ω
R2 = 5 Ω
I1 =12/20=0,6 A
U1=U2 = 12 V=U3
R3 = 12 Ω=12V/1A
I2=12/5= 2,4A
I3=
Slide 17 - Diapositive
Maak nu opdrachten
§3: 35 t/m 48
Slide 18 - Diapositive
In serie:
Utot = U1 + U2 + U3
Itot = I1 = I2 = I3
Rtot = R1 + R2 + R3
1/Gtot = 1/G1 + 1/G2 + 1/G3
Slide 19 - Diapositive
Parallel:
Utot = U1 = U2 = U3
Itot = I1 + I2 + I3
Gtot = G1 + G2 + G3
1/Rtot = 1/R1 + 1/R2 + 1/R3
Slide 20 - Diapositive
maak nu
39, 40 en 41
Slide 21 - Diapositive
3.4 Energie en vermogen
Wat is vermogen?
Slide 22 - Diapositive
Vermogen (P)
P het vermogen in Watt (W) of kilowatt (kW)
E de energie in Joule (J) of kilowattuur (kWh)
t de tijd in seconde (t) of uur (h)
P=tE
Slide 23 - Diapositive
Vermogen (P)
P het vermogen in Watt (W)
U de spanning in volt (V)
I de stroomsterkte in ampère (A)
P=U⋅I
Slide 24 - Diapositive
Drie lampjes met een constante weerstand worden op twee manieren aangesloten. Wat is het verschil in lichtsterkte (per lampje)?
A
Een lampje in serie brandt 3x zo fel.
B
Een lampje in een parallelschakeling brandt 3x zo fel.
C
Een lampje in een parallelschakeling brandt 6x zo fel.
D
Een lampje in een parallelschakeling brandt 9x zo fel.
Slide 25 - Quiz
Voor Rv in een parallelschakeling gebruik je de formule:
A
Rv = R1 - R2 - ...
B
Rv = R1 + R2 + ...
C
1/Rv = 1/R1 + 1/R2 + ....
D
Rv = R1 x R2 x ....
Slide 26 - Quiz
De stroom in een parallelschakeling
A
is overal even groot
B
is nul
C
wordt verbruikt
D
verdeelt zich over de verschillende stroomkringen
Slide 27 - Quiz
Bij een parallelschakeling (met twee lampjes) geldt...
A
I is overal gelijk
Utot = U1 + U2
B
I is overal gelijk
Utot = U1 = U2
C
Itot = I1 + I2
Utot = U1 + U2
D
Itot = I1 + I2
Utot = U1 = U2
Slide 28 - Quiz
In een parallelschakeling is de spanning ...
A
overal gelijk
B
verdeeld over het aantal apparaten
C
altijd 12 V
D
altijd 230 V
Slide 29 - Quiz
Bij een parallelschakeling geldt:
A
It = I1 + I2
B
It = I = I2
C
It = 0A
D
It = I1-I2
Slide 30 - Quiz
Hoe groot is de totale stroomsterkte van deze parallelschakeling?
A
I = 24 A
B
I = 9 A
C
I = 3 A
D
I = 2 A
Slide 31 - Quiz
Kies het juiste antwoord. In huis zijn de lampen (in serie / parallel) geschakeld.
A
in serie
B
parallel
Slide 32 - Quiz
Serie? Parallel? Gemengd?
A
parallel schakeling
B
serie schakeling
C
gemengde schakeling
Slide 33 - Quiz
Om de weerstand te bepalen moet: 1) de voltmeter in serie 2) de stroommeter parallel
A
1 juist
B
2 juist
C
beide fout
D
beide goed
Slide 34 - Quiz
Hoe moet ik deze meters aansluiten?
A
Allebei in serie
B
A parallel, V in serie
C
A in serie, V parallel
D
Allebei parallel
Slide 35 - Quiz
Is dit een serie- of een parallelschakeling?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling
Slide 36 - Quiz
Deze schakeling is een:
A
serieschakeling
B
parallelschakeling
C
zowel een serie als een parallelschakeling
D
combinatieschakeling
Slide 37 - Quiz
Is dit een serie- of parallelschakeling?
A
serie
B
parallel
Slide 38 - Quiz
Zes identieke weerstandjes zijn in serie aangesloten op een totale spanning van 24 V. In de schakeling loopt een stroom van 160 mA. Bereken de waarde van één weerstand