Donderdag 23 juni oefenen voor toets

Welkom
Oefenen voor de toets 
volgende week donderdag

1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom
Oefenen voor de toets 
volgende week donderdag

Slide 1 - Diapositive

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een ___.
A
werkwoord
B
voorzetsel
C
zelfstandig naamwoord
D
telwoord

Slide 2 - Quiz

"In de winkel kocht ik drie zwarte T-shirts voor twee euro."
Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 3 - Question ouverte

"In de winkel kocht ik drie zwarte T-shirts voor twee euro."
Welke twee woorden zijn voorzetsels?

Slide 4 - Question ouverte

"In de winkel kocht ik drie zwarte T-shirts voor twee euro."
Welke twee woorden zijn telwoorden?

Slide 5 - Question ouverte

1. Lees de zinnen a t/m d.
2. Sleep alle woorden op de kaartjes naar de goede woordsoort.
a.    Dat blije meisje heeft al twee keer haar moeder gebeld.
b.    De prinsen verdwaalden in het donkere bos.
c.    Ga bij de tweede straat naar links.
d.    We komen over vijf minuten naar de gymzaal.   

bijvoeglijk naamwoord
voorzetsel
telwoord
blije
twee
donkere
bij
tweede
naar
over
vijf
naar

Slide 6 - Question de remorquage

Bedenk voor onderstaande zin een passend bijvoeglijk naamwoord:
Ik vind dat een ___ film.

Slide 7 - Question ouverte

Bedenk voor onderstaande zin een passend telwoord:
De zangeres eindigde als ___ op het Songfestival.

Slide 8 - Question ouverte

Maak van dit werkwoord een voltooid deelwoord: blijven

Slide 9 - Question ouverte

Maak van dit werkwoord een voltooid deelwoord: gooien

Slide 10 - Question ouverte

Maak van dit werkwoord een voltooid deelwoord: rollen

Slide 11 - Question ouverte

Maak van dit werkwoord een voltooid deelwoord: komen

Slide 12 - Question ouverte

Maak van dit werkwoord een voltooid deelwoord: pakken

Slide 13 - Question ouverte

Maak van dit werkwoord een voltooid deelwoord: duwen

Slide 14 - Question ouverte

Maak van dit werkwoord een voltooid deelwoord: doven (Bijvoorbeeld: We hebben het vuur ...)

Slide 15 - Question ouverte

Maak van dit werkwoord een voltooid deelwoord: dansen

Slide 16 - Question ouverte

Maak zelf twee zinnen met daarin een voltooid deelwoord.
a. In de eerste zin staat een voltooid deelwoord dat begint met -her.
b. In de tweede zin staat een voltooid deelwoord dat begint met -be.

Slide 17 - Question ouverte

Maak zelf een zin bij elk bijvoeglijk naamwoord hieronder. Zorg ervoor dat er na het bijvoeglijk naamwoord een zelfstandig naamwoord komt. Je mag het bijvoeglijk naamwoord NIET aanpassen. (1 pt.)
a. breed
b. verwarmde

Slide 18 - Question ouverte

Noteer het dicteewoord. Let op de juiste spelling.
woord 1

Slide 19 - Question ouverte

Noteer het dicteewoord. Let op de juiste spelling.
woord 2

Slide 20 - Question ouverte

Noteer het dicteewoord. Let op de juiste spelling.
woord 3

Slide 21 - Question ouverte

Noteer het dicteewoord. Let op de juiste spelling.
woord 4

Slide 22 - Question ouverte

Onderstaande zin staat in de tegenwoordige tijd. Verander de persoonsvorm naar de verleden tijd. Typ de veranderde pv in het antwoordvak:
Mijn zusje houdt al jaren erg van dansen.

Slide 23 - Question ouverte

Onderstaande zin staat in de tegenwoordige tijd. Verander de persoonsvorm naar de verleden tijd. Typ de veranderde pv in het antwoordvak:
Het liefst danst ze in een voorstelling op een groot podium.

Slide 24 - Question ouverte

Kopieer van onderstaande zin het werkwoordelijk gezegde, en plak dat in het antwoordvak:
Jasper heeft al weken niks van zijn oma gehoord.

Slide 25 - Question ouverte

Waar moet in onderstaande zin een komma?

Vandaag ga ik niet naar school want ik voel me ziek.
A
tussen Vandaag en ga
B
tussen school en want
C
tussen want en ik
D
tussen me en ziek

Slide 26 - Quiz

Waar moet in onderstaande zin een komma?

Ik ga vandaag veel bananen sinaasappels en kiwi’s eten.
A
tussen bananen en sinaasappels
B
tussen vandaag en veel
C
tussen ga en vandaag
D
tussen sinaasappels en en

Slide 27 - Quiz

Wat is in onderstaande zin het onderwerp?

Alle mensen uit onze straat hebben vorige week een prijs gewonnen.
A
mensen
B
Alle mensen uit onze straat
C
vorige week
D
een prijs

Slide 28 - Quiz

Wat is in onderstaande zin het lijdend voorwerp?

Alle mensen uit onze straat hebben vorige week een prijs gewonnen.
A
Alle mensen uit onze straat
B
vorige week
C
een prijs
D
hebben gewonnen

Slide 29 - Quiz

Lees de zin, en sleep daarna de woorden op de kaartjes naar de goede woordsoort:
"Omdat het vakantie is, zit er buiten een grote groep mensen ijsjes te eten."
lidwoord
zelfstandig naamwoord
werkwoord
overig
vakantie
is
zit
een
buiten
grote
groep
mensen
ijsjes
eten

Slide 30 - Question de remorquage

Noteer van onderstaande zin de persoonsvorm in de verleden tijd:
(gaan) Els en Bart ___ gisteren met de fiets naar school.

Slide 31 - Question ouverte

Noteer van onderstaande zin de persoonsvorm in de verleden tijd:
(komen) Zij ___ allebei te laat.

Slide 32 - Question ouverte

Noteer van onderstaande zin de persoonsvorm in de verleden tijd:
(wonen) Vroeger ___ in dit huis een boer en een boerin.

Slide 33 - Question ouverte

Noteer van onderstaande zin de persoonsvorm in de verleden tijd:
(leven) Die twee mensen ___ hier met een paar dieren.

Slide 34 - Question ouverte

Noteer van onderstaande zin de persoonsvorm in de verleden tijd:
(groeien) In hun tuin ___ verschillende groenten.

Slide 35 - Question ouverte

Noteer van onderstaande zin de persoonsvorm in de verleden tijd:
(praten) Mijn oma ___ elke dag met die mensen.

Slide 36 - Question ouverte

Noteer onderstaand zelfstandig naamwoord in het meervoud:
gebouw

Slide 37 - Question ouverte

Noteer onderstaand zelfstandig naamwoord in het meervoud:
klas

Slide 38 - Question ouverte

Noteer onderstaand zelfstandig naamwoord in het meervoud:
lokaal

Slide 39 - Question ouverte

Noteer onderstaand zelfstandig naamwoord in het meervoud:
piano

Slide 40 - Question ouverte