Les 6 - Tijgers leerjaar 2 (AA +A)

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

Welkom

• Jas aan de kapstok
  
• Telefoon in de bak
  
• Kauwgom in de prullenbak
  
• Leg een pen/potlood klaar

Ga rustig zitten.

Blok 3

Overzicht van de les

• Wie is er wel en wie niet?
  
• Hoe is het met je?
  
• Vorige les?
• Verwachtingen?
• Wat gaan we doen?

Verwachtingen

Tijdens de les:

• Luister je stil mee tijdens de instructie;
• Werken we rustig alleen of samen (niveaugroepen);
• Doe je actief mee;
• Ben je verantwoordelijk voor je eigen gedrag;
• Mag je altijd om hulp vragen als het even niet lukt;

Wat gaan we doen?

• Terugblik
• Voorspellen 
• Voorkennis aanzetten
• Actief lezen 
• Samen lezen van de tekst
• De Sleutelvragen maken
• Aan de slag 
• Afsluiting
  

Terugblik

Hoe ging de vorige les?

- Hoe is het werk gemaakt?

• Onvoldoende en Voldoende 
• Gebruik woorden/stukjes uit de tekst in je antwoord. 
• Meerkeuzevragen terug lezen in tekst!
• Sleutelvragen nummeren!

- Hoe ging het zelfstandig lezen?

Lesdoel

Ik kan:

• De tekst voorspellen. 
• De tekst actief lezen met hulp van de sleutelvragen.
• De verwijswoorden opzoeken. (AA en A)

Ik weet:

AA + A

• Dat verwijswoorden naar een ander woord of andere woorden in de tekst verwijzen.
• Waarom twee tijgers van Nederland naar Kazachstan verhuisd zijn. 
• Meer over de opvang in Nederland. 

Voorspellen

Open de les op het digibord.

We voorspellen waar de tekst over gaat. We kijken naar:

1. De titel
2. De tussenkopjes 
3. De afbeeldingen. 

Woorden 

Schrijf op je wisbordje en bespreek

AA

A

Lezen

Niveau AA - leest samen met docent

We lezen samen de tekst.

Jij onderstreept belangrijke of moeilijke woorden en leest actief mee. 

Niveau A - leest zelfstandig de tekst

Je leest zelf de tekst en onderstreept moeilijke woorden en belangrijke stukjes.

Jeugdjournaal

We kijken naar het filmpje van het Jeugdjournaal.

Verwijswoorden

In sommige zinnen staat een verwijswoord.
Bijvoorbeeld:
hij, zij, die, dat, het

Je kunt een ander woord uit de tekst op die plek invullen.

Verwijswoorden

Bijvoorbeeld:
De tijgers zijn nog moe van de lange reis. Ze komen helemaal uit Kazachstan.

Ze -> de tijgers

Verwijswoorden

Bijvoorbeeld:
Jan fiets het hele eind door de regen. Hij komt helemaal nat thuis. 

Hij verwijst naar ->.....................

(Gebruik de strategiekaart)

Aan de slag -zelfstandig

Niveau A: Start zelfstandig 

Je leest eerst de tekst en maakt de sleutelvragen.

Maak nu opdracht 3 af. (gebruik de strategiekaart)

Niveau AA: Start met de docent

We lezen samen en maken de sleutelvragen. 

Daarna maak je opdracht 3. (gebruik de strategiekaart)

Vragen stellen kan als ik bij je langskom! Zachtjes werken!

Afsluiting

Hoe heb jij gewerkt?

Tips voor de volgende keer?

Tops van deze les?