Herhaling Thema 5 Les 2: Intensiteit stofwisseling

Intensiteit stofwisseling
Hoe snel verlopen reacties?
Waardoor worden zij beïnvloed?

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Intensiteit stofwisseling
Hoe snel verlopen reacties?
Waardoor worden zij beïnvloed?

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Lien

Waarom vallen leguanen bij lage temperaturen uit de boom (of gaan dood)?

Slide 3 - Carte mentale

Intensiteit stofwisseling
Je weet:
  • stofwisseling is omzetten van een stof in een andere.
  • enzymen versnellen reacties


Slide 4 - Diapositive

Vandaag herhalen we:

  • de drie manieren waarop je lichaam aan energie komt
  • leven betekent dan je je aanpast aan omstandigheden: intensiteit stofwisseling


Slide 5 - Diapositive

Energie in ATP
Brandstoffen worden verbruikt om energie te krijgen. Verbranding, of beter: dissimilatie.

Mensen zetten vormen van energie om in elektrische energie. Die energie kan voor van alles gebruikt worden.

De cel zet chemische energie in brandstoffen om in chemische energie in ATP.
ADP > ATP



Slide 6 - Diapositive

Liever lui, dan moe!
Je inspannen?! Dat hou ik maar 10 seconde vol!

Er zijn drie manieren voor je lichaam om ATP wat opraakt aan te vullen:
  1. Fosfaataccu (creatinefosfaat)
  2. Anaerobe verbranding
  3. Aerobe verbranding

  • Wanneer maak je van welk gebruik?
  • Wat zijn de voor- en nadelen van deze verbranding?


Slide 7 - Diapositive

Liever slim, dan sterk...
Er zijn drie manieren voor je lichaam om ATP wat opraakt, aan te vullen:
  1. Fosfaataccu
  2. Anaerobe verbranding
  3. Aerobe verbranding
  • Wanneer maak je van welk gebruik?
  • Wat zijn de voor- en nadelen van deze verbranding?

Klaar? Draai het werkblad om:
  • Koolhydraten, eiwitten en vetten moeten afgebroken worden voor ATP (energie). 
  • Dit gebeurt in de citroenzuurcyclus. 
  • Gebruik Nectar en BINAS 68 A en E om deze compleet te krijgen.


Slide 8 - Diapositive

Intensiteit stofwisseling

Warmbloedige dieren hebben constante lichaamstemperatuur.

Koudbloedige hebben lichaamstemperatuur gelijk aan omgeving.

Basale stofwisseling is ondergrens.

Slide 9 - Diapositive

Intensiteit stofwisseling
Ik heb 4 organismen, elk in afgesloten bak.  Ze kunnen niet bewegen. 

Ik meet van hen ieder uur hoeveel CO2 zij uitstoten.

  • Schets in een grafiek hoeveel CO2 zij produceren ieder uur. 

1: Egel
2: Kikker
3: Kamerplant

Slide 10 - Diapositive

Stuur de foto van de grafiek in.

Slide 11 - Question ouverte

Intensiteit stofwisseling
Waarom kan de kikker in de nacht niet erg actief zijn?

Waarom kan de kamerplant in de nacht geen fotosynthese doen?
1: Egel
2: Kikker
3: Kamerplant

Slide 12 - Diapositive

Beperkende factor
De factor die de snelheid van een proces bepaalt.

Als ik meer toevoeg (licht, warmte, mineralen) dan verlopen processen sneller (beweging, reacties, groei) 

Slide 13 - Diapositive

Beperkende factor
In grafiek hiernaast. 
Gemeten CO2 opname door een plant bij verschillende hoeveelheden licht. 

Beperkende factor bij Q? 
En bij R?

Slide 14 - Diapositive

Enzymen
Door enzymen kunnen wij, bij onze lage lichaamstemperatuur, stoffen afbreken (dissimilatie) of opbouwen (assimilatie).

Enzymen zijn eiwitten.

Worden door cellen gemaakt.


Slide 15 - Diapositive

Enzymen
In je speeksel zit een enzym voor afbraak zetmeel, namelijk ..??.. (BINAS). 

Als deze in botsing komt met zetmeel knipt enzym zetmeel op in ..??.. (BINAS!)

Slide 16 - Diapositive

Enzymen
Enzymen hebben een optimum temperatuur (en zuurgraad).

Waarom gaat het langzamer bij een hogere/lagere temperatuur/zuurgraad?





Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Lien