Taalverzorging FORMULEREN H4.1 tot 4.4

Taalverzorging
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Taalverzorging

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Hoe kun je duidelijk formeren?
?

Slide 3 - Question ouverte

Slide 4 - Diapositive

Me/mij/mijn, je/jou/jouw, u/uw
ons/onze



Wanneer je een bezit aangeeft (en dat bezit direct erachter staat) gebruik je mijn, jouw, uw, onze. 

Ik ben mijn laptop vergeten
Je bent jouw laptop vergeten
Dat is onze keuze

Slide 5 - Diapositive

Deze laptop is van mij
Deze laptop is van jou
Deze laptop is van ons


Slide 6 - Diapositive

Welke fout zie je?

Slide 7 - Question ouverte

Hun liepen samen door de winkel

Slide 8 - Diapositive

Welke fout zie je?

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

Hun hebben morgen een toets --> Fout!

Zij hebben morgen een toets

Slide 11 - Diapositive

Het meisje die daar fietst

Slide 12 - Diapositive

Welke fout zie je?

Slide 13 - Question ouverte

Slide 14 - Diapositive

De mensen waarmee ik op vakantie gaan zijn mijn vrienden

Slide 15 - Diapositive

Welke fout zie je?

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Welke fout zie je?

Slide 19 - Question ouverte

Als of dan
Gebruik 'als' bij vergelijkingen
Mijn scooter is net zo snel als die van jou.

Gebruik 'dan' bij een verschil
Seizoen 2 van die serie vind ik slechter dan seizoen 1
Ik denk dat ik beter in zingen ben dan jij

Slide 20 - Diapositive

Hans loopt even hard als mij/ik
Dat vliegtuig vertrok even laat als ........ van ik /mij 

Laura heeft een mooiere stem dan ik (heb)
Bij twijfel kun je de zin aanvullen met woorden die in het eerste deel van de zin al werden gebruikt. 

Slide 21 - Diapositive

Gebruik 'dan' bij woorden: 'ander, andere, anders'
De dag liep anders dan ik had verwacht

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Welke fout zie je?

Slide 24 - Question ouverte

Na of naar

Slide 25 - Diapositive

Na de les ga ik een broodje kopen

Ik ga naar huis

Slide 26 - Diapositive

Je gebruikt 'naar' in alle andere situaties.

Heb je het naar je zin hier?
Naar aanleiding van ons telefoongesprek, stuur ik u deze mail. 

Slide 27 - Diapositive