Werkwoordspelling - bn van vd en od - flex1

De luie kat.

De rode kat.

De ontspannen kat.

De vermoeide kat.

De dromende kat.
Het bijvoeglijk naamwoord!
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

De luie kat.

De rode kat.

De ontspannen kat.

De vermoeide kat.

De dromende kat.
Het bijvoeglijk naamwoord!

Slide 1 - Diapositive

Bijvoeglijke naamwoorden
...'zeggen' iets van een zelfstandig naamwoord; 
...geven een kenmerk of eigenschap aan;
...staan vaak vóór een zelfstandig naamwoord;
...soms staan ze erachter, ná een koppelwerkwoord.

Slide 2 - Diapositive

Is dat lastige proefwerk morgen al?

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
dat
B
lastige
C
proefwerk
D
morgen

Slide 3 - Quiz

De bakker die op de hoek van de straat woont, is ontzettend dik.

Wat is hier het bijvoeglijk naamwoord?
A
hoek
B
straat
C
ontzettend
D
dik

Slide 4 - Quiz

Gisteren heb ik de vergrote foto's opgehaald bij de fotograaf.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
Gisteren
B
vergrote
C
foto's
D
opgehaal

Slide 5 - Quiz

Bijvoeglijke naamwoorden
Er zijn 'gewone' bijvoeglijke naamwoorden, zoals 'rode' of 'luie', maar bijvoeglijke naamwoorden kunnen ook van werkwoorden gemaakt worden.

Twee soorten werkwoorden zijn daarvoor erg geschikt:
1. het voltooid deelwoord
2. het onvoltooid deelwoord

Slide 6 - Diapositive

Voltooid deelwoord
Heeft altijd een hww bij zich van hebben, zijn of worden.

Hij heeft geschreven.
Het is gemaakt.
Dat wordt gezegd.

Slide 7 - Diapositive

Onvoltooid deelwoord
Geeft aan HOE het onderwerp iets doet in de zin.

Huilend liep het meisje de klas uit.
Gisteren zag ik hem rennend door de straten gaan.

Slide 8 - Diapositive

Nicci wilde append naar school fietsen, toen de politie eraan kwam..

lopend=
A
voltooid deelwoord
B
onvoltooid deelwoord

Slide 9 - Quiz

Jesse had de gebakjes gekocht voor zijn gewonde moeder.

gekocht =
A
voltooid deelwoord
B
onvoltooid deelwoord

Slide 10 - Quiz

Hoestend en proestend kwam de oude auto tot stilstand.

proestend =
A
voltooid deelwoord
B
onvoltooid deelwoord

Slide 11 - Quiz

Je kunt je daaraan wel ergeren, maar het nieuwe apparaat heeft altijd in de hoek gestaan.

gestaan =
A
voltooid deelwoord
B
onvoltooid deelwoord

Slide 12 - Quiz

bn van voltooid deelwoord
Als het voltooid deelwoord van een sterk werkwoord komt: NIKS meer aan doen. (Meestal, toch.)
Een gelopen race, de beladen vrachtwagen, de gebraden haan.

Een bn van een voltooid deelwoord van een zwak werkwoord schrijf je zo kort mogelijk, maar let op de klank!
De gebrande pinda's, de gehate dictator, de gewitte muur.

Slide 13 - Diapositive

bn van onvoltooid deelwoord
Meestal komt er een 'e' achter het onvoltooide deelwoord.
Als het een het-woord is, waar je 'een' voor zet, dan hoeft dat niet.

Het huilende kind stond op de stoep. 
Een huilend kind is niet echt vrolijk.

Slide 14 - Diapositive

En nu jij! 
Gaat het lukken?

Slide 15 - Diapositive

De [haten] dictator werd door het leger verdreven uit het land.

Slide 16 - Question ouverte

Op het voetbalveld liepen een stuk of twintig [schreeuwen] kinderen rond.

Slide 17 - Question ouverte

Door de hitte was mijn [verbranden] huid extra pijnlijk.

Slide 18 - Question ouverte

Tussen de [roken] puinhopen na de aardbeving zocht de hond naar overlevenden.

Slide 19 - Question ouverte

De [verven] muur was nog nat.

Slide 20 - Question ouverte

De boog kan niet altijd [spannen] zijn.

Slide 21 - Question ouverte

De [beledigen] man wilde niet meer met de kattige vrouw spreken.

Slide 22 - Question ouverte

Vorig jaar steeg het [groeien] gras boven de schutting uit.

Slide 23 - Question ouverte

Morgen mag de [schorsen] leerling weer naar school komen.

Slide 24 - Question ouverte

De [straffen] jongen is daar zelf erg blij om.

Slide 25 - Question ouverte

Tussen de zakken graan zat een klein, [piepen] muisje.

Slide 26 - Question ouverte

The end!

Slide 27 - Diapositive