week 20

Planning woensdag
- Uitleg over proefwerk in de toetsweek
- Instructie Lezen hoofdstuk 4
- Zelfstandig werken
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Planning woensdag
- Uitleg over proefwerk in de toetsweek
- Instructie Lezen hoofdstuk 4
- Zelfstandig werken

Slide 1 - Diapositive

Het laatste proefwerk Nederlands in de brugklas:

- Lezen hoofdstuk 4, 5 en 6

- Woordenschat hoofdstuk 4, 5 en 6 (vooral de strategieën)

Slide 2 - Diapositive

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Leerdoelen:
-Ik kan tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden

- Ik kan chronologische, opsommende, tegenstellende en toelichtende verbanden in een tekst herkennen


Slide 3 - Diapositive

Welke manier van lezen gebruik je
om het onderwerp van een tekst
te vinden?
A
oriënterend lezen
B
globaal lezen
C
zoekend lezen
D
precies lezen

Slide 4 - Quiz

Hoe vind je de hoofdgedachte
van een tekst?
A
Oriënterend lezen
B
Zoekend lezen
C
Globaal lezen
D
Precies lezen

Slide 5 - Quiz

 H4 Lezen

Signaalwoorden
Geven aan op welke manier de woorden, zinnen
en alinea´s in de tekst samenhangen.
Bijvoorbeeld: later, terwijl, ten eerste, ook, maar, toch.

De samenhang noemen we tekstverband.

Slide 6 - Diapositive

 H4 Lezen

Chronologisch verband: Tijdsvolgorde
Signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens.
Voorbeeld: Vroeger was niet erg, nu wel.

Opsommend verband: Opsomming
Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook, verder, ten slotte ?+ getallen of 'dots' (-, *)
Voorbeeld: Ten eerste wil ik dat je oplet, ten tweede wil ik dat je aantekeningen maakt.

Slide 7 - Diapositive

 H4 lezen

Tegenstellend verband: Tegenstelling
Signaalwoorden: tegenover, maar, hoewel, echter, toch.
Voorbeeld: Je hoeft dit nu nog niet te leren, maar het is wel belangrijk

Toelichtend verband: extra info, voorbeelden 
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zoals, denk aan
Voorbeeld:  Ik ben dol op exotisch fruit, zoals ananas, granaatappel en limoen.

Slide 8 - Diapositive

Tekstverbanden geven verbanden aan tussen ....
A
teksten
B
woorden
C
woorden, zinnen
D
woorden, zinnen, alinea's

Slide 9 - Quiz

Bij welk tekstverbanden horen de signaalwoorden 'ook', 'bovendien' en 'tevens'?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijdsvolgorde (chronologisch)
D
reden

Slide 10 - Quiz

Chronologisch 
verband
Opsommend 
verband
Tegenstellend
verband
Toelichtend verband
Sleep het signaalwoord
naar het juiste verband
Eerst
Bovendien
Maar
Bijvoorbeeld

Slide 11 - Question de remorquage

Tekstverbanden, het woord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
chronologisch (tijd)
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 12 - Quiz

En nu...
Maak de opdrachten van hoofdstuk 4 Lezen.

Dit wordt huiswerk voor volgende week.

Slide 13 - Diapositive

Planning maandag
- Herhalen Lezen hoofdstuk 4 
- Instructie Woordenschat hoofdstuk 4
- Zelfstandig werken

Slide 14 - Diapositive

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Leerdoelen:
-Ik kan tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden

- Ik kan chronologische, opsommende, tegenstellende en toelichtende verbanden in een tekst herkennen


Slide 15 - Diapositive

chronologisch - voorbeeld
Als je met de Thalys van Amsterdam naar Parijs reist, maak je drie tussenstops: eerst in Rotterdam, dan in Antwerpen en vervolgens in Brussel.

Slide 16 - Diapositive

chronologisch - voorbeeld
Als je met de Thalys van Amsterdam naar Parijs reist, maak je drie tussenstops: eerst in Rotterdam, dan in Antwerpen en vervolgens in Brussel.

Slide 17 - Diapositive

opsomming- voorbeeld
Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen. In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk een spannend boek te lezen.

Slide 18 - Diapositive

opsomming- voorbeeld
Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen. In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk een spannend boek te lezen.

Slide 19 - Diapositive

Je kan er "punten" van maken

In haar vrije tijd doet zij:

- sport

- televisiekijken

- boeken lezen

Slide 20 - Diapositive

tegenstelling

maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds-anderzijds etc.

Slide 21 - Diapositive

tegenstelling - voorbeeld
Op internet zijn veel bedriegers actief. Maar de politie doet er veel te weinig aan om ze op te sporen.

Slide 22 - Diapositive

tegenstelling - voorbeeld
Op internet zijn veel bedriegers actief. Maar de politie doet er veel te weinig aan om ze op te sporen.

Slide 23 - Diapositive

toelichtend
bijvoorbeeld, zo, als, denk aan, neem nou

Slide 24 - Diapositive

toelichtend - voorbeeld
Adriana kookt graag buitenlandse gerechten, zoals couscous

Slide 25 - Diapositive

toelichtend - voorbeeld
Adriana kookt graag buitenlandse gerechten, zoals couscous

Slide 26 - Diapositive

Welk verband herken je in de volgende zin?

Hoewel Marit niet had geleerd voor het examen, haalde ze toch een voldoende.
A
Tegenstelling
B
Tijdsvolgorde
C
Opsomming
D
Vergelijking

Slide 27 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?

Mijn broertje wil graag een ijsje, een appeltaart, een glad drinken en een pizza.
A
Tegenstelling
B
Toelichting
C
Opsomming
D
Chronologie

Slide 28 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?

Eerst ga je naar de kapper en vervolgens ga je nieuwe schoenen kopen.
A
Tijdsvolgorde
B
Tegenstelling
C
Toelichting
D
Opsomming

Slide 29 - Quiz

Hoofdstuk 4 Woordenschat
Je leert:
- een nieuwe woordraadstrategie 'zoek een tegenstelling' gebruiken

Slide 30 - Diapositive

De betekenis van woorden raden

Hoe zat het ook alweer? 

Slide 31 - Diapositive

Wat doe je als je de betekenis van een woord in een tekst niet weet?

Slide 32 - Carte mentale


Een synoniem


Een betekenis


Een voorbeeld
De docent vraagt wie er absent is, maar er is niemand afwezig.
We moeten de theorie letterlijk, zoals het er staat, overschrijven.
De theorie gaat over spreekwoorden, zoals 'de appel valt niet ver van de boom'.
Let op: zoals, bijvoorbeeld, een voorbeeld van

Slide 33 - Diapositive

timer
1:00
Geef zo veel mogelijk tegenovergestelde woorden binnen 1 minuut.

Slide 34 - Carte mentale


Een tegenstelling zoeken

Je kunt de betekenis van een onbekend woord soms begrijpen doordat er in de tekst een tegenstelling van dat woord staat. 

Voorbeeld:
Toms ouders sliepen in een riante caravan, maar hij lag zelf in een klein tentje.
Het woord riant is een tegenstelling van klein. Riant betekent dus groot.


Nieuwe games zijn vaak prijzig, maar in de uitverkoop zijn ze goedkoop.
Het woord prijzig is een tegenstelling van goedkoop. Prijzig betekent dus duur.

!!! Let op deze woorden: maar, anderzijds, daarentegen, echter, hoewel, aan de andere kant. !!!

Slide 35 - Diapositive

Een tegenstelling kun je herkennen aan de vorm.

• Soms bestaat de tegenstelling uit het basiswoord plus een voorvoegsel als a-, on-, in-, il-, im-, ir- (= niet-):
– symmetrisch ↔ asymmetrisch; zorgvuldig ↔ onzorgvuldig; actief ↔ inactief

• Soms wordt de tegenstelling gevormd door het voorvoegsel te vervangen:
– ingang ↔ uitgang; optimist ↔ pessimist

De tegenstelling kan ook een heel ander woord zijn:
– netjes ↔ slordig; slim ↔ dom; globaal ↔ gedetailleerd

Slide 36 - Diapositive

Maak zelf een zin waarin een tegenstelling voorkomt. Gebruik ook een van de volgende woorden: maar, daarentegen, echter, hoewel, aan de ene kant... aan de andere kant

Slide 37 - Question ouverte

Aan het werk
Ga aan de slag met H4 Woordenschat. 
Klaar? Zorg dat ook hoofdstuk 4 Lezen af is.

Slide 38 - Diapositive