5.2 De grote depressie

De grote depressie;

Verenigde Staten

Feniks hoofdstuk 4 paragraaf 2: Crisis!

1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

De grote depressie;

Verenigde Staten

Feniks hoofdstuk 4 paragraaf 2: Crisis!

Slide 1 - Diapositive

Beurskrach (1)
Economie werkt op vertrouwen

Voorbeeld:
Nederlanders hebben samen 228 miljard spaargeld. We kunnen dit echter niet allemaal tegelijkertijd opnemen want zoveel contanten zijn er niet. De banken moeten 8% van het geld ook daadwerkelijk in kas hebben. We vertrouwen er op dat we het niet allemaal tegelijkertijd opnemen. Wanneer we dit wel zouden doen zouden de banken niet genoeg contanten hebben en 'klappen' (failliet gaan).

Slide 2 - Diapositive

Beurskrach (2)
VS verdiende veel geld aan WO I => de Amerikaanse economie groeit => Amerikanen verwachten dat de economie blijft groeien, ook na WO I => mensen kopen veel aandelen => mensen lenen geld om aandelen te kopen....

maar eigenlijk is de vraag naar producten al een tijdje aan het dalen en hebben bedrijven overschotten....

Slide 3 - Diapositive

Zwarte donderdag
Op 24 oktober 1929 barstte de zeepbel: het vertrouwen was weg
  • Mensen verkochten massaal hun aandelen => inklappen aandelenkoersen 
  • Iedereen nam hun spaargeld op 
  • Banken storten hierdoor in en verdween veel spaargeld van de gewone bevolking 
  • Daling BNP van de VS met 40% 
  • Enorme Werkloosheid 

Slide 4 - Diapositive

Gevolgen
  • Overal in de wereld te merken 
  • De VS kocht niks meer in het buitenland 
  • Het Dawesplan werd direct gestopt
  • Ineenstorting internationale geldmarkt 
  • Wereldwijde werkloosheid 

Slide 5 - Diapositive

Een crisis is moeilijk om uit te komen...

Slide 6 - Diapositive

Franklin D. Roosevelt
  • 1933 Roosevelt (democraat) wordt president V.s.
  • werkverschaffingsprojecten Om de crisis te bezweren. (new deal; Overheid moet investeren om meer koopkracht te genereren.)

Slide 7 - Diapositive

Wanneer was de Beurskrach
A
1929
B
1925
C
2008
D
1933

Slide 8 - Quiz

Deze afbeelding past het beste bij
A
Een oorzaak van de roaring twenties
B
Een gevolg van de roaring twenties
C
Een oorzaak van de Beurskrach
D
Een gevolg van de Beurskrach

Slide 9 - Quiz

De Beurskrach houdt in:
A
De economische crisis van 1929
B
De daling van de welvaart
C
De ineenstorting van de aandelenkoers op de beurs van Wallstreet

Slide 10 - Quiz

Wat is een van de oorzaken van de Beurskrach?
A
Duitsland heeft te grote schulden
B
Amerikanen lenen te veel
C
Amerikanen verkopen massaal hun aandelen
D
Amerikanen kochten massaal aandelen

Slide 11 - Quiz

Beurskrach & Crisis
OORZAAK
Gevolg
Live now, pay later: lenen
Consumptiemaatschappij

Hoovervilles
Dalende aandelenkoersen
Stijgende de lonen
Dalende productie en dalende lonen
Massa-ontslagen en massa werkloosheid
Opkomst van dictators zoals Mussolini en Hitler

Slide 12 - Question de remorquage